Internos

NIEUWS

kadriyeelbir-1200x1600.jpeg

21 mei 2023 Persbericht

Persoonlijke ontwikkeling en groei in een organisatie in beweging

Kadriye Elbir aan het woord over de begin jaren van MOB (Maatschappelijk Ondersteunings Bureau)

Ik werk nu negentien jaar voor MOB en Internos. Er is veel gebeurd in die tijd. Mijn carrière in de zorg begon met mijn opleiding voor verpleegkundige. Na twee jaar ontdekte ik al dat het niets voor mij was. Ik ben stopte ermee. Op mijn achttiende trouwde ik. Vanuit de jongerenpool in Rotterdam heb ik verschillende banen gehad. Ik heb gewerkt voor de sociale dienst om de identiteitsplicht vorm te geven en het archiveren hiervan. Ook werkte ik via de jongerenpool voor de belastingdienst. Toen ik zwanger werd nam ik ontslag. Ik wilde er graag voor de kinderen zijn. Zo was ik actief als overblijfmoeder en voor alle activiteiten op school. Het was leuk, maar het kletsen met de andere moeders gaf mij weinig voldoening. Ik deed ondertussen een administratieve opleiding en hoorde via een andere moeder over het werken in de zorg. Werken terwijl de kinderen op de peuterspeelzaal zaten. Zo ben ik begonnen in de zorg “Thuiszorg Rotterdam” als huishoudelijk ondersteuner.

(Toevallige) ontmoeting met Ismail

Via via hoorde ik over werken bij MOB en ik herinner mij de dag van het sollicitatiegesprek nog goed. Ik liep over de Mathenesserbrug in Delfshaven (Rotterdam). Ik was een kwartier te vroeg voor het sollicitatiegesprek. Er fietste een man voorbij die keek naar mij en zei: ‘Ben jij Kadriye?’ Ik vond het zo toevallig. Deze man was Ismail Meral. Hij vertelde dat hij met spoed naar een cliënt moest, maar dat iemand anders in het kantoor het gesprek zou overnemen. Zo gezegd, zo gedaan.

Eerst ben ik als freelance huishoudelijk ondersteuner begonnen. Maar omdat ik goed Nederlands spreek werd ik ook ingezet voor ander werk. Vanuit huis begeleidde ik altijd mijn ouders, familieleden en kennissen naar afspraken. Bijvoorbeeld in het ziekenhuis of bij de dokter.  Voor de cliënten mocht ik dit nu ook doen. Ik heb een tijdje bij MOB en Thuiszorg Rotterdam tegelijkertijd gewerkt, maar dit werd te veel. Uiteindelijk ben ik gestopt met de Thuiszorg Rotterdam en met MOB verdergegaan.

 

MOB in het begin

Naast de begeleiding van de cliënten was er ook behoefte aan een planning. Hier kwam mijn administratieve opleiding van pas. Er was op dat moment nog helemaal niets, behalve de zeven cliënten die we hadden. Ik heb zelf roosters gemaakt en materialen ontwikkeld, zodat we alles inzichtelijk hadden om te kunnen groeien met het aantal cliënten.

Ondertussen groeiden mijn kinderen en zo groeiden ook mijn werktijden. Van 4 naar 12 uur naar 32 uur. Voor mij was dit de perfecte manier om mij te kunnen ontplooien. Ik deed werk waar ik goed in was. Mensen helpen en ik kreeg er nog voor betaald ook. Wat ik ook erg leuk vond is dat ik wat meer uit mijn buurt Delfshaven kwam.

 

Doorzetten als het tegenzit

Voor de begeleiding van de cliënten reed ik met mijn auto door heel Rotterdam en zag ik de hele stad.  Wat ik wel lastig vond is dat niet iedereen om mij heen meegroeide. Ismail zei altijd: ’Het is een proces.’ Eerst deed ik veel met mijn moeder samen, maar doordat ik werkte had ik minder tijd voor haar. Ook mijn familie vond het niet altijd nodig dat ik werkte, maar ik zelf wel. Gelukkig weet iedereen al lang niet beter en is iedereen heel trots op mij!

Tijdens de begeleiding van de cliënten werd duidelijk dat ik een opleiding maatschappelijk werk nodig had. Dat was wel een pittige tijd. Werken, kinderen, huishouden en dan ‘s avonds boven de boeken. Ismail was een goede trigger, hij zei altijd: ‘Je kan het toch niet, laat maar zien dat je het kunt.’ Dat heb ik hem laten zien! Ik was zo blij toen mijn scriptie af was. Ik was één jaar als maatschappelijk werker in dienst. Later kwam de mogelijkheid om een WMO-team op te zetten met Neli Soares. De organisatie groeide en het was een bijzondere en later ook een moeilijke tijd. In 2013 kwam er een wetswijziging, waardoor we veel WMO-collega’s moesten ontslaan. Het is een zwarte bladzijde als ik eraan terugdenk. Ik vond het verschrikkelijk en heb het daar heel moeilijk meegehad. Met hulp van een collega en coach Yvonne Mendes heb ik gelukkig weer de kracht en passie teruggekregen om te werken in de zorg. Het is ook niet iets voor mij om bij de pakken neer te gaan zitten. Het was fijn om die hulp te hebben.

 

Van een rups naar een vlinder

Met de komst van Internos ben ik gebiedscoördinator huishoudelijke ondersteuning geworden. Opnieuw een uitdaging. Niet meer in Rotterdam werken maar in Dordrecht. In een organisatie die meer ‘witte’ collega’s kende. Ik heb mij bij het begin vaak afgevraagd of ik het wel goed deed. Het was zo’n cultuurverschil. Ik begreep sommige grapjes niet. Collega’s en ik moesten aan elkaar wennen. Daar was tijd voor nodig. Toegankelijk zijn en een goed gesprek. Nu na zeven jaar zijn we helemaal gewend aan elkaar.

Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat ik nog meer Nederlands ben geworden, omdat ik de cultuur beter begrijp. Ik ben heel trots op mijn team en hoe we cliënten helpen. Tegenwoordig zijn cliënten mondiger. Ze hebben vaak een bepaalde verwachting. Deze verwachting proberen we bij te stellen. Dat is een uitdaging, maar het is mooi als het lukt om dat beeld te veranderen. Ik probeer mij daarbij vaak te verplaatsen in een cliënt.  Cliënten hebben ons nodig. Het is fijn als je dit inzicht kunt geven aan cliënten en je iets voor elkaar krijgt bij hen.

 

In het team collega’s van huishoudelijk ondersteuners zit ook groei en ontwikkeling. Vanuit de huishoudelijke ondersteuning kun je je weer verder ontwikkelen richting de zorg. Dit jaar beginnen twee medewerkers met een zorgopleiding. Een collega van vroeger zag mij onlangs weer en ze zei: ‘Kadriye, je was vroeger zo verlegen met lichtroze wangen; en nu ben je van een rups een vlinder geworden.’


foto-interview-Santiago-Cupajita-Robledo.png

26 februari 2023 Interview

Wat ik het liefst voor mijn ouders zou willen is dat wanneer ze oud zijn, zij bij mij blijven wonen

Santiago is geboren in Columbia. In 1997 kwam hij met zijn ouders en zusje naar Nederland. Vanaf die tijd woont hij in Nederland.

‘Ik heb niet altijd in de zorg gewerkt, maar ik heb wel altijd iets voor de zorg gevoeld. Op de middelbare school hadden we zorgvakken. Ik keek altijd tegen de dokter op. Het is heel mooi om met  zorgkennis mensen te helpen. Mijn diploma haalde ik op mijn zeventiende en in 2007 heb ik mijn sportopleiding afgerond. Ik wilde altijd iets met sport gaan doen, omdat het mijn doel was. Ik wilde de sport met de zorg combineren. Het is anders gelopen en uiteindelijk heb ik toch voor de zorg gekozen. Ik ben als ZZP-er helpende niveau 2 begonnen en heb ervaring opgedaan in de ouderen- en gehandicaptenzorg. Ik heb meegemaakt dat er bij bepaalde mensen niemand op bezoek kwam en dan is het heel mooi als ik er voor hun kan zijn. Een klein beetje de eenzaamheid verzachten. Dat vind ik speciaal. Verder help en verzorg je mensen op allerlei manieren. Met ADL, algemene dagelijkse levensverrichtingen, of een praatje maken op welke manier dan ook. Het is gewoon leuk als je mensen helpt. Mensen zijn ook vaak eenzaam.

Ik probeer altijd mijn best te doen om er voor de mensen te zijn. Ik heb wel eens meegemaakt dat iemand boos werd omdat ik te laat was om zorg te verlenen. Ik leg uit waarom ik te laat was en meestal gaat de boosheid dan weg. Als ZZP-er had ik meer locaties en minder structuur, want het is ook iedere keer anders. In loondienst moet je rekening houden met de collega’s, zij doen bepaalde werkzaamheden op hun manieren en ik kijk daar anders naar. Er komen ook meer regels bij kijken. In loondienst is het wel prettiger, omdat je weet waar je aan toe bent en wat je moet doen. En ik kan een hechtere band met de bewoners opbouwen.’

Hoe is de zorg in Colombia in vergelijking met Nederland? ‘Ik ben bij een paar instellingen geweest, maar dat is niet het niveau als in Nederland. Het heeft ermee te maken dat er veel geld naar de zorg gaat in Nederland. Columbia is niet zo’n rijk land. Wat ook meespeelt is dat wanneer je vader of moeder een bepaalde leeftijd hebben, zij gewoon bij de kinderen thuis wonen. Dat is de norm. Dat is wel het verschil.’

‘Wat ik het liefst voor mijn ouders zou willen is dat wanneer ze oud zijn, zij bij mij blijven wonen. ‘Zolang ik ze de zorg kan bieden dan wil ik ze zo lang mogelijk bij mij hebben. Maar als het niet kan dan hoop ik dat ze ergens anders goede zorg krijgen.’

‘Ik werk sinds begin februari bij Beyt Essalam en ik vind het nog steeds leuk. In 2017 ben ik mij gaan verdiepen in de islam. Waarom ik dat gedaan heb? Van kleins af aan heb ik meegekregen dat er een God bestaat, want in Colombia zijn de mensen over het algemeen katholiek. Ik heb daar ook altijd in geloofd. Toen ik ouder werd ging ik mij steeds meer afvragen wat is het doel en wat wil ik. Naar mijn mening vond ik in de islam de waarheid. Ik vond het logisch. In de islam is het zo dat niets of iemand het recht heeft aanbeden te worden dan de schepper Allah. De schepper heeft boodschappers en profeten zoals Jezus, Abraham en Mohamed. Eén schepper met boodschappers. Het klopte voor mij. Het heeft mij zo aangetrokken dat ik het geloof ook ben gaan naleven. Vervolgens ben ik gaan kijken naar een Islamitische zorginstelling en die vond ik bij MOB. Dat is een van de redenen waarom ik hier ben gaan werken. Alle zorgvragers zijn moslims en dat is ook de reden waarom ik het naar mijn zin heb. Ik begrijp de cliënten ook beter. Een ander geloof is uiteraard geen probleem, want werk is werk. Vanwege het geloof is het toch anders. Als ik bijvoorbeeld bij mijn laatste zorgvraag ben, dan nodigt de bewoner mij uit om in zijn woonkamer te gaan bidden. Hij weet dan standaard dat het tijd is. Moslims bidden vijf keer per dag en dan maak ik daar gebruik van. Colombianen zijn over het algemeen katholiek. Mijn ouders en zusje hebben er geen probleem dat ik mij bekeerd heb tot de Islam. Zij zijn er open in. Ik heb er zelfs een betere band met mijn moeder door gekregen.

Hoe ik mijn toekomst zie? Sowieso verder leren. Maar ik heb al eerder meegemaakt dat ik een doel had en toen iets anders ben gaan doen. Er kan van alles gebeuren. Voor nu heb ik werk waar ik mij op kan richten en daarna zal ik verder beslissen.’

 

 

 

 


MOB-banner-Interview-Petra-van-der-Marel.png

3 januari 2023 Interview

Toen ik negentien was, wist ik al dat ik in de zorg wilde werken

In gesprek met Petra van der Marel (49), moeder van drie kinderen. Haar functie is verzorgende IG en praktijkopleider van het Skillslab. Tevens volgt zij momenteel de opleiding voor verpleegkundige niveau 4.

Petra begon dertig jaar geleden met het werken in de zorg bij Internos Thuiszorg. ‘Toen ik negentien was, wist ik al dat ik in de zorg wilde werken. Het ondersteunen van mijn oma tijdens het ziekteproces van mijn opa heeft mij er toe doen besluiten. Mijn opa kreeg een hersenbloeding, waardoor hij niet meer zelfstandig kon functioneren. Het was intens, maar heel mooi om zowel mijn oma als mijn opa bij te kunnen staan en aan die behoeften te kunnen voldoen die zij op dat moment nodig hadden.’

Hoe het allemaal begon. ‘Ik zag een advertentie in de krant staan waar gevraagd werd naar een huishoudelijk medewerker en daarop heb ik gesolliciteerd. Dat heb ik vier jaar gedaan.’ Na deze start deed zij ervaring op in allerlei takken van de zorg. Zo werkte zij in een hospice, de thuiszorg, huishoudelijk werk, een verpleeghuis, ambulante diensten en werkte zij met autisten. Petra heeft in al die jaren veel meegemaakt en sommige dingen zijn haar bijgebleven. Zo kan zij zich de nachtdiensten nog goed voor de geest halen. ‘Ik draaide nachtdienst en had de terminale zorg  voor een meisje van zeven jaar die aan AIDS leed. Door toedoen van haar vader, die besmet was met AIDS, had zij deze ziekte opgelopen. Ik heb haar een paar maanden verzorgd en zodoende ook een band met haar opgebouwd. Op een gegeven moment moest ik haar vernevelen. Ik wist niet precies hoe het moest, maar heb het wel gedaan. Eigenlijk had ik daar een opleiding voor nodig, maar in die tijd kon dat allemaal. Het meisje keek erg uit naar Sinterklaas, maar overleed op vijf december. Ik was toen net twintig. Het heeft mij wel aangegrepen, het heeft indruk gemaakt. Toen dacht ik, ik geloof dat ik dit werk maar moet gaan doen. Ik heb daarna een cursus palliatieve zorg gevolgd en daar verdieping in gedaan.’

Petra is nog lang niet uitgeleerd. Momenteel is zij bezig met de opleiding verpleegkundige niveau 4 Per 1 december 2021 is zij vast in dienst bij MOB Rotterdam de Boekenrode. ‘Ik heb het naar mijn zin op het werk. Het werk is gevarieerd en werk ik met ouderen van verschillende culturen. Wat het werk leuk maakt? Geen dag is hetzelfde. Ik heb te maken met nieuwe cliënten, verpleegkundige processen, EVV-schap (eerst Verantwoordelijk Verzorgende, een coördinerende functie met verschillende taken en verantwoordelijkheden). Ook het ondersteunen van elkaar, zeker in de piektijd van 07.00 – 10.00 uur. Het is hard werken, maar wel leuk. Het begeleiden van cliënten, echte aandacht geven, luisteren naar de cliënten, voorzien in de behoeften. Cliënten reageren daar positief op. Tijdens de drukke werkzaamheden gebeurt het wel eens dat ik tien minuten met een cliënt spreek. Het is niets bijzonders, maar de cliënten zijn er heel blij mee, daar hebben ze veel aan. Door indicatiestelling ontstaat veel tijdsdruk.’

‘Het totaalplaatje van de Boekenrode is de sfeer, het palet van verschillende culturen, elkaar ondersteunen waar nodig, elkaar echt zien. Er heerst een goede sfeer en men is hartelijk naar elkaar. Bovendien is Lorien Firma een goede teamleider. Zij luistert actief en zij doet wat ze zegt. Er zijn twee mannelijke collega’s en de rest is vrouw. Omdat er veel verschillende culturen zijn is de taal soms een barrière, maar met handen en voeten kom je heel ver. Ik kom er altijd wel uit.

‘En ja, ik ben ook praktijkopleider voor stagiairs van de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) en  Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) opleiding. Ik zie het als mijn rol om de studenten enthousiast te houden. Zij komen van Zadkine en het Albeda college. Ik maak ze wegwijs, voer gesprekken, daarmee help ik ze in het studieproces. Ik houd korte lijnen met de school en dat werkt prettig.’

‘Soms zie ik dat ze geschikt zijn, maar niet in de zorg verder willen. Zo had ik een meisje, pittige en snelle dame. Nadat ik een gesprek met haar had gevoerd bleek dat haar oma wilde dat zij dokter moest worden. Maar zij wilde in racewagens rijden. Ik heb tegen haar gezegd: meid je moet je hart volgen.’

‘Ik motiveer mijn stagiairs graag en maak duidelijk hoe hard ze nodig zijn. Stagiairs kunnen ook helpen met kleinere dingen bijvoorbeeld het haar vlechten van cliënten. Ik geef graag een compliment als ik zie dat er potentie is en zij hun best doen. Ik kijk verder dan alleen de taken die zij uit moeten voeren. Ik geef ze graag een warm gevoel, omdat het kostbaar werk is wat ze doen. Je bent niet alléén maar stagiair. Maak er iets moois van!’


MOB-Interview-V.l.n.r.-Jolijne-Melching-Annerieke-van-Esch-Bras-1200x800.png

1 december 2022 Interview

Een dubbelinterview met Annerieke van Esch-Bras (27) geriatriefysiotherapeut i.o en
Jolijne Melching (30) ergotherapeut/handtherapeut.

Annerieke is vijf jaar fysiotherapeut, waarvan drie jaar werkzaam in Rotterdam. Drie en een half jaar geleden begon zij met haar masteropleiding voor geriatrie fysiotherapie en hoopt in juni klaar te zijn. Momenteel is zij bezig met haar afstudeeronderzoek.

Vanwaar jouw interesse voor geriatrie?
Annerieke: ‘Mijn interesse voor geriatrie kwam voort uit stages en omdat de doelgroep gewoon leuk is. Oudere mensen hebben al een heel leven achter de rug, dat delen ze en daar kan ik heel veel van leren. Bovendien is het heel dankbaar werk. Soms kunnen kleine dingen mensen heel blij maken en soms kan iets kleins ook tot grote positieve mogelijkheden leiden.’

Jolijne is vijf en een half jaar ergotherapeut. Zij is er vanaf het begin bij betrokken geweest om de ergo- en fysiotherapie te coördineren in de Boekenrode.

Zijn er bepaalde klachten die cultuur gerelateerd zijn?
Annerieke:
‘Überhaupt heb je in Rotterdam veel culturen waar je soms moet schakelen. Wat ik merk is dat de perceptie anders is en hoe er mee omgegaan wordt in het gezin. Waar bij de Nederlandse cultuur veel wordt uitbesteed aan zorgverleners, is dat bijvoorbeeld in Turkse gezinnen zij het juist in familiare sfeer willen houden. Alle zonen en dochters gaan zelf aan de slag voor hun ouders. Dus soms is het wel even zoeken om de juiste oplossing te vinden die vanuit beide culturen het beste is. Dat is wel een uitdaging. Wat ik schrijnend vind, is dat wanneer de mensen de Nederlandse taal niet goed beheersen of de wegen niet kennen, veel minder voor ze gedaan wordt. Dat kan soms sneu zijn.’

Hoe werken jullie samen?
‘Wij krijgen van de maatschappelijk werker een bericht over een bepaalde cliënt. Afhankelijk van hoe die persoon zich kan redden, qua taal en zorg, gaan we samen of apart van elkaar langs bij deze cliënt. Vaak gaan we samen langs om met de cliënt te kijken wat nog trainbaar is en wat aangevuld moet worden met hulpmiddelen. We overleggen dan wat er gedaan moet worden.
Annerieke: Ik ben wekelijks aanwezig op de Boekenrode en wat hier fijn is, dat we een korte rapportage maken in Nedap, zodat de zorg ook weet wat wij gedaan hebben. Het teruglezen van rapportages kan ook heel nuttig zijn, omdat lang niet iedereen kan vertellen wat er met hem of haar gebeurd is. Handig om extra informatie te hebben.’

Jolijne, waar kijk jij naar als je bij mensen thuis komt?
‘Ik ga gelijk met mensen in gesprek. Hoe ziet de dag eruit en welke obstakels komt diegene tegen.  Dan observeer ik en kijk ik of de woning veilig en handig is ingericht. Zo had ik bij voorbeeld een cliënt die het heel eng vond om in de transferlift te gaan. Een andere keer was er iemand die geen goede spullen had. Voor haar omvang had zij geen goed bed. Bij doorvragen bleek dat zij het best lastig vond in het krappe bed. Vervolgens heb ik geïnformeerd en de situatie uitgelegd. Het bleek dat zij een ander bed moest hebben. Een intakegesprek duurt minstens één uur, maar dan heb ik alles uitgevraagd en heb ik een compleet beeld.
Mensen zeggen vaak dat ze dingen op een bepaalde manier doen, maar als ik dan observeer doen ze het totaal anders. Dat is dan wel grappig om te zien. Soms beseffen mensen het niet. Met handtherapie doe ik op het ogenblik niet veel, omdat er geen mensen zijn die daarvoor in aanmerking komen.’

Annerieke: ‘Handtherapie heeft enigszins een overlap met fysiotherapie.’
Jolijne: ‘Wij maken vaak ook de middelen zelf die mensen nodig hebben om te revalideren. Zoals bijvoorbeeld een spalk. We kunnen de middelen maken en mensen kunnen het ook eerst uitproberen voordat iets besteld wordt. Soms denken mensen dat een grote spalk goed is, dat maken we dan, maar achteraf blijkt dat een kussentje toch prettiger is. Als het ingewikkelde middelen zijn dan bestellen we die bij de instrumentenmaker.

Wat vind jij  leuk aan ergotherapie?

‘Ik vind het leuk om een groot verschil te maken met kleine dingen. Ook het samenwerken met de cliënt. Dan kijken hoe doet u het nu, waar gaat het verkeerd? Ik geef aan dat cliënten het ook anders kunnen doen. Waarom doet u het altijd ‘s ochtends en niet ’s middags, want dan bent u minder moe of duizelig. Dat soort dingen kunnen het verschil maken.’

Annerieke: ‘Waar ik ook de hulp inroep van ergotherapie, is als het gaat om energiemanagement. Mensen zijn geneigd om de hele dag in bed te gaan liggen, waardoor ze de activiteit/spieractiviteit missen. Dan kan het zijn dat mensen zich dan de hele dag moe voelen. Wat we dan doen is een dagschema maken met zitten en liggen.’

Jolijne: ‘Zodat mensen een soort doel krijgen. Dat is vaak een uitdaging. Als je geen doel hebt om je bed uit te komen, dan word je lusteloos moe.’

Annerieke: ‘Sommige mensen voelen zich in hun beleving moe. Dan geef ik aan om eerst te beginnen met een uurtje zitten en daarna weer liggen, zodat we dat steeds verder kunnen uitbreiden. Als je gaat liggen en je hebt echt wat gedaan, dan geeft dat een ander gevoel.’

Wat is er nog meer leuk aan het werken met ouderen?
Annerieke
: ‘Heel veel van de werkzaamheden zijn aan huis. Hier in de wijk. Als je bij iemand thuiskomt, dan leer je iemand op een heel andere manier kennen dan wanneer ze naar de praktijk komen. Ik zie hoe iemand woont en kom in hun veilige omgeving. Ik merk dat mensen zich op hun gemak voelen. Zij kennen de plek en je weet automatisch veel meer over iemand door alleen te kijken hoe ze wonen. Op deze manier krijg ik een kijkje in de cultuur waarin zij wonen. Soms is het schrijnend, maar soms ook heel bijzonder, want ondanks dat alles ben je hier nog gewoon. En een stukje gastvrijheid. Er is hier ook een cliënt en bij hem kom ik niet weg zonder iets van eten of drinken mee te krijgen. Lachend: ’Hij heeft het zelfs een keer in mijn tas gestopt zonder dat ik het door had. Maar dat is het tonen van zijn dankbaarheid. Dat vind ik bijzonder en dat is wat extra is als je bij de mensen thuis komt.’

Waar gaan jullie van stralen als jullie aan het werk zijn?
Annerieke: ‘Ik heb een hele specifieke situatie. Ik ben voor mijn afstudeeronderzoek bezig met het balanstesten bij mensen die een beroerte hebben gehad. Met een Kinect camera van XBOX die beweegkracht analyseert. De mensen zien zichzelf als een groen poppetje. Als ze bewegen, dan gaat het poppetje ook bewegen. Met deze man krijg ik moeilijk contact, omdat hij alleen Frans spreekt en ik niet. En dat is lastig. Toen legde ik hem uit: zie je dat poppetje dat ben jij. En hij bewoog en het poppetje bewoog. Hij begon heel erg te glimlachen. Hij vond het prachtig. Dan denk ik, zulk soort momenten maken mijn dag. Of als ik met iemand een doorbraak heb. Ik had iemand die een half jaar niet had gelopen en toch weer een paar stappen had gezet. Dat is toch weer bijzonder als je dat weer voor elkaar krijgt.’

Jolijne: Dat iemand weer een beetje zelfstandig wordt. Iemand die bijvoorbeeld een beroerte heeft gehad of de immobiliteit is er langzaam ingeslopen. Die persoon weer mobieler en zelfstandiger maken. Bij mij duren de trajecten minder lang. Zodra het doel behaald is dan houdt het op.’
Annerieke: ‘Dat mensen weer hun waardigheid terug kunnen krijgen. Het is natuurlijk anders wanneer mensen zelf naar buiten kunnen of dat ze in een rolstoel geduwd worden.’

Wat leren jullie het meest van het vak?
Jolijne:
‘Ik leer het meest van de mensen zelf. Op de opleiding leer je standaard bepaalde dingen, maar kom je in de praktijk, dan merk je dat het voor mensen zo verschillend is. Mensen verzinnen allerlei manier met alle hulp van huis-tuin-en-keukenmiddelen. Daar leer ik ook weer van. Dat kan ik ook weer doorgeven aan mijn collega’s en cliënten.’

Annerieke: ‘Iedereen is anders en iedereen heeft een andere aanpak nodig. Je leert heel creatief te zijn. Ik vind het ook bijzonder dat ik veel leer van andere culturen. Levenservaring. Dat is voor mijzelf als mens een verrijking.’ Soms leer je dat jou manier niet de beste is zegt zij lachend.


Jolijne en Annerieke zijn werkzaam bij Cure+ een grote en brede eerstelijns praktijk van fysio-, ergo- en oefentherapie in de regio Rijnmond.
Jolijne: ‘Onze visie is dat we elkaar versterken. We zijn ook met meerdere disciplines, omdat iedereen goed is in zijn of haar eigen vakgebied. Het voordeel is dat er snel geschakeld en overlegd kan worden. We zijn heel open naar elkaar, zodat de cliënt de beste zorg kan krijgen.

Het verschil tussen fysio- en ergotherapie
Het verschil tussen fysiotherapie en ergotherapie is dat fysiotherapeut de cliënt helpt met het trainen. Dus hoe kom je zelf beter uit de stoel.  De ergotherapeut kijkt meer naar alle externe factoren. Dus hoe is de huisvesting, hoe is de stoel etc.


MOB-Interview-Ibrahim-Spalburg-1200x800.jpg

2 november 2022 Interview

Ik houd van mijn werk en van mijn cliënten

Drie jaar geleden kwam Sinderlyn Philips (26) vanuit Curaçao naar Nederland. “Ik was 15 jaar toen ik in de zorg begon te werken. Op Curaçao moest ik een heel jaar vijf weken naar school en vijf weken stage lopen. Op deze manier kon je kijken of het beroep, dat je gekozen had, echt bij je zou passen. Ik wist eigenlijk al meteen dat ik een goede keuze had gemaakt. Ik wilde de mensen die zorg nodig hadden helpen. En ik wilde meer leren. Voor mij was werken in de zorg gewoon de juiste keuze. Bovendien is mijn tien jaar oudere zus, die ook verpleegkundige is op Curacao, mijn rolmodel. Ik heb op verschillende afdelingen stage gelopen. Gehandicaptenzorg, terminale zorg, verpleeghuis- en verzorgingshuiszorg. Na mijn opleiding als verzorgende IG, kon ik al meteen aan het werk waar ik mijn stage had gelopen, maar ik wilde iets anders.

Mijn eerste vaste baan was als privé-zuster. Toen na een jaar de persoon die ik verzorgde overleed, ging ik terug naar mijn stageplaats. Daar hadden zij een baan voor mij. Het tehuis waar ik werkte was gespecialiseerd in verschillende soorten dementie. Het werken met deze doelgroep beviel mij goed. Ik wil altijd meer wil leren. Ik besloot na één jaar of op Aruba te werken of naar Nederland te gaan. Ik hoorde niets meer van Aruba en besloot naar Nederland te gaan. Ik was verslaafd aan mijn werk, maar ik besefte wel dat ik toe was aan rust en besloot vakantie te houden. Ik had nog geen werk, maar daar maakte ik mij geen zorgen over.
Het grappige was dat mijn moeder, die nog op Curaçao woont, een advertentie in de krant zag staan over de internationale werving van MOB.  Zij waren op zoek naar zorgmedewerkers. Zij liet het mij weten en ik heb toen contact opgenomen met Ashok. Sinds september 2021 werk in het Chinese/Aziatische woonzorgcentrum de Boomgaard.

Het leuke van het werk in de zorg vind ik dat als je iets doet, hoe klein het ook is, de mensen dat enorm waarderen. En dat raakt mij. Het geeft voldoening, waardoor ik plezier heb in mijn werk. Ik houd van mijn werk en van mijn cliënten. Minder leuk is wanneer iemand overlijdt. In het eerste jaar van mijn werk had ik het er moeilijk mee. Ik moest huilen. Ik weet dat ik professioneel moet zijn, maar ik blijf een mens. Nu kan ik er goed mee omgaan. Het gaat steeds beter. Ook vind ik het triest wanneer mensen terminaal zijn. Ik kan niet veel meer voor ze doen. Ik probeer dan altijd zo goed mogelijk te laten voelen dat ik er voor ze ben. Een gevoel van rust geven. De mensen die ik verzorgd heb en uiteindelijk kwamen te overlijden, daar zag ik wel de rust in het gezicht.

Bienvenido is een nieuwe uitdaging voor mij. Ik werk nu nog in de Boomgaard. Dat is ook een uitdaging voor mij, omdat er alleen Chinees wordt gesproken. Ik versta niet wat zij zeggen, maar ik weet wel wat zij willen. Bienvenido is ook weer een andere cultuur voor mij, maar die locatie heeft alles! Dat vind ik helemaal wauw! Er is een apotheek, huisarts, fysiotherapie. De bewoners kunnen naar de dagbesteding een eigen keuken, kortom alles nieuw.

Ik heb geen heimwee naar Curaçao. Ik voel mij echt thuis in Nederland. Mijn moeder, nichtjes en neefjes zijn nog wel daar. Maar ik ga wel op vakantie naar mijn familie. Mijn toekomst zie ik als verpleegkundige. Ik wil meer bereiken in de zorg. Wat ik verder interessant vind is wondverzorging en het afleggen. Dus voor nu is mijn doel om mijn diploma verpleegkundige te halen. Ik zie mijzelf in Nederland blijven wonen.



25 oktober 2022 Update

Met dit bericht willen wij u op de hoogte stellen dat er een kwetsbaarheid in het systeem van Caren (Nedap) is geweest en dat er documenten ongeautoriseerd zijn gedownload die via Carenzorgt.nl door de organisatie zijn aangeboden. 

MOB en Internos zijn in de ochtend van 25 oktober hiervan op de hoogte gesteld door Nedap. Nedap heeft tevens gemeld dat de kwetsbaarheid in het systeem direct is opgelost. Verder is uit onderzoek gebleken dat er vooralsnog geen aanwijzingen zijn dat de documenten zijn verspreid. Wij wachten verdere berichtgeving af. Als bestuurders van MOB en Internos betreuren wij ten zeerste dat dit incident heeft kunnen plaatsvinden in het systeem van Nedap. 

Bent u een cliënt waarvan document ongeautoriseerd zijn gedownload dan ontvangt u een persoonlijke brief hierover. Mocht u vragen hebben dan kunt u uiteraard contact opnemen met MOB en Internos. 

Met vriendelijke groet, 

Jacco & Ismail


Ibrahim-Spalburg-1200x675.jpg

7 oktober 2022 Interview

Ik probeer altijd het positieve eruit te halen…

Op negenjarige leeftijd kwam Ibrahim Spalburg vanuit Suriname naar Nederland. Hij werd door zijn ouders naar zijn oom en tante gestuurd die geen kinderen hadden. In die tijd was het zo dat als oom en tante geen kind hadden, dat er dan gezorgd werd voor een kind uit een talrijk gezin. De bedoeling was om het kind een betere toekomst te geven. Dat is bij Ibrahim helemaal gelukt, want hij heeft heel veel gedaan en niet alleen voor de moslimgemeenschap. Dat is positief. Aan de andere kant is de tijd die hij met zijn ouders door heeft gebracht vrij kort geweest. De familiebanden zijn later weer beter geworden.

Ibrahim is zeer actief geweest in zijn werkende leven en daarbuiten. “Ik ben altijd bezig geweest. Ik kon niet stilzitten. Op mijn zeventiende ben ik gaan werken als calculator bij een bedrijf in Amsterdam. En op mijn drieeentwintigste ben ik begonnen met werken als boekhouder bij een scheepswerf. Op de werf kwam ik in contact met de arbeidsmigranten die tegen zaken aanliepen op de werkvloer, vanwege hun culturele achtergrond. We hebben het dan over de 70’er jaren. Er waren geen organisaties waar deze arbeiders terecht konden met hun vragen. Ik ben in contact gekomen met de gemeente Rotterdam en ik werd gevraagd om als beleidsmedewerker te werken bij de afdeling Bureau Migranten. Op deze manier kon er gewerkt worden om onder andere moskeeën op te richten en andere culture activiteiten te ontwikkelen voor deze doelgroep. Dit heeft geleid tot de oprichting van SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond). In het begin heb ik me daar ingezet als coördinator.

Toen diende zich in een andere uitdaging zich aan, namelijk om een opleiding op te zetten tot geestelijk verzorger/godsdienstdocent aan de hogeschool van Amsterdam. Ik ben daar aan de slag gegaan en heb daar ook lessen gegeven en studenten begeleid. Ik heb dit als heel leuk ervaren. We hebben veel dingen gedaan door uitwisselingsprogramma’s door middel van studententrips. Hierdoor heb ik veel gereisd naar onder andere Marokko, Spanje en Turkije zowel zakelijk als privé. Ik heb dat met veel plezier gedaan.

Na een tijd ben ik teruggegaan naar Rotterdam bij de gemeente. Eerst als gedetacheerd beleidsmedewerker en later als directeur van SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rotterdam). Je kunt het zien als een verlengstuk van Bureau Migranten. Ik ben verder gegaan waar ik, voordat ik naar Amsterdam ging, was gebleven. Het heeft de moslims in Rotterdam enorm geholpen en laten zien dat zij in staat zijn om iets voor zichzelf op te richten. Het was niet alleen voor Turken en Marokkanen, maar voor alle moslims. Het samenwerken met moslims heeft als voorbeeld gediend voor andere plaatsen in Nederland. SPIOR was het eerste platform voor moslims door moslims wat zich inzette voor de belangen van de islamitische gemeenschap in Nederland. Een voorbeeld voor veel andere moskeeën ook in Europa. Hoe ga je om met minderheden? We deden ook aan kennisoverdracht, want dat was niet in elke Europese stad doordacht. Ze hadden een goed voorbeeld hoe het in Nederland eraan toe ging. Zodoende waren er ook uitwisselingsprogramma’s en ben ik naar bijvoorbeeld Duitsland en Engeland gegaan om te kijken wat we eventueel konden overnemen en uitdragen en dat ook toe te passen. Voor de gemeente Rotterdam was de stichting ook prettig vanwege de transparantie. Zo konden zij het overzicht houden en kijken hoe de islamitische gemeenschap beter te kunnen bereiken. Rotterdam heeft aan de wieg gestaan om dit op te zetten.

Na mijn pensioen ben ik nog doorgegaan met werken. Tot vorig jaar gaf ik les op een Islamitische basisschool als ZZP’er en daarnaast deed ik vertaalwerk vanuit mijn eigen bv. Ik vertaalde boeken vanuit het Arabisch en Engels naar het Nederlands.  Ik ben ook vaak ingehuurd als gastspreker bij diverse organisaties. De afgelopen tien jaar heb ik heen en weer gependeld tussen Indonesië en Nederland. Vanwege mijn eigen vertaalbureau kon ik mijn werk blijven doen en samen met mijn vrouw in Indonesië blijven wonen en regelmatig terugkeren naar Nederland.

Tijdens het interview werd de heer Spalburg gebeld door zijn huidige Indonesische vrouw. Het gesprek verliep in vloeiend Indonesich. Door het huwelijk met zijn inmiddels overleden eerste vrouw, ook uit Indonesië, heeft hij de taal leren spreken. ‘Ik ben jong getrouwd. Op mijn 18de trouwde ik mijn eerste vrouw. Van haar familie heb ik Indonesisch leren spreken. Ook spreek ik nog steeds Surinaams, dat zal ik nooit vergeten. De vader van mijn vrouw was KNIL soldaat. Ze leefden in barakken in het Friese Balk. Toen ik mijn eerste vrouw in Amsterdam ontmoette moest ik, om met haar te zijn, naar Friesland. Ik ben daar gebleven en heb zodoende de taal geleerd. Arabisch heb ik ook leren spreken omdat dit een belangrijke taal is voor moslims. Zo is het mogelijk om nog beter te begrijpen wat er in de Koran staat. Mijn vrouw, ik en onze vier kinderen hebben drie jaar in Saoedi Arabië in een buitenwijk van de heilige plaats Mekka gewoond. Door mijn werk bij de gemeente Rotterdam kreeg ik de mogelijkheid om ook de taal te gaan studeren in Saoedi Arabië. Ik heb daar een universitaire studie Arabisch afgerond in woord én geschrift. Het leukste aan die tijd was dat het heel gemoedelijk en rustig was dat vond ik heel prettig. Ja, je kon nog overal naartoe zonder enig gedoe.

Behalve werk was er uiteraard ook tijd voor ontspanning. “Ik deed graag aan voetballen. In ben in Amsterdam opgegroeid dus dan ben je eigenlijk automatisch Ajacied. In Amsterdam heb ik gevoetbald bij Real Sranang, een Surinaamse voetbalclub.  Zo was bijvoorbeeld de vader van Frank Rijkaard mijn trainer. Verder ben ik een jazzliefhebber en houd ik bijvoorbeeld van de muziek van Miles Davis. In mijn tienerjaren was ik vaak te vinden in de jazzscene. Het was erg gezellig en prettig. Nu is het heel anders, ik mis het wel. Dat is wel jammer. Ik heb wel hele mooie herinneringen waar ik aan terug kan denken.

Door twee keer te zijn getroffen door een hersenbloeding moest Ibrahim een tijdje revalideren in een revalidatiecentrum. Nadat hij op eigen kracht weer enigszins zelf kan functioneren woont hij nu  ongeveer vijf maanden in de Boekenrode. “Ik vind het wel fijn wonen in de Boekenrode. Het gaat rustig aan. Ik voel mij er op mijn gemak. Mijn herstel gaat langzaam. Het zal een paar jaartjes duren voordat ik weer helemaal de oude ben. Ik heb wel het idee dat het beter wordt. Ik vind het fijn om in Nederland te zijn bij mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkind. Ze zijn allemaal in Nederland, dus ik kan ze regelmatig zien.“

Ik heb veel meegemaakt in mijn loopbaan. Sommige dingen waren niet leuk. Ik probeer altijd het positieve eruit te halen en zoveel mogelijk de positieve kanten ervan te bekijken Over het algemeen zijn er gewoon leuke dingen gebeurd. Ik stond altijd wel achter wat ik deed. Ik kan wel zeggen dat ik over het algemeen goed en naar tevredenheid heb gewerkt en alles eruit heb gehaald wat ik kon doen.

Mantelzorg – Bij ons is het ondenkbaar om onze vader aan zijn lot over te laten
Tijdens het interview was zijn zoon Abdul Hamid aanwezig. Hij vertelt over de zorg van zijn vader. “Mijn vader heeft ook nog een tijdje bij mij en mijn zus gewoond, maar omdat ik werk en mijn vrouw ook, is het beter dat hij 24-uurszorg krijgt. Uiteraard hebben we hem liever in huis, maar dat is niet verantwoord. In het weekend nemen we hem mee, of haal ik hem op voor fysiotherapie. We zorgen allemaal voor hem. Soms de een iets meer dan de ander, maar dat ligt aan hoe druk we het hebben. Mijn oudste zus heeft heel veel gedaan. Er moest veel administratie geregeld worden ook qua financiën. Het is wel de bedoeling dat mijn vader langzaamaan weer zelf de regie terugneemt. In het begin was het niet haalbaar voor hem om zelf zaken te doen. Wij zijn altijd gewend om hem om de zoveel tijd in huis te hebben als hij in Nederland was. Sowieso was hij bij mij of mijn zus. We weten eigenlijk niet beter.  Dus voor mij en ik kan zeggen ons, is het heel normaal om voor onze vader te zorgen. Daarom noem ik het geen mantelzorg maar natuurlijke zorg. Bij ons is het ondenkbaar om onze vader aan zijn lot over te laten. Ik kan dat absoluut niet over mijn hart verkrijgen.


Interview-Sinita-Wornyo-1200x800.jpg

2 september 2022 Interview

Interview Sinita Wornyo, locatiemanager Bienvenido.

Sinita Wornyo (39) maakte op 16-jarige leeftijd voor het eerst kennis met de zorg, omdat zij toen een snuffelstage ging lopen in een verpleeghuis. ‘Ik wilde helemaal niet in de zorg werken, maar mijn vader vond mij geschikt voor de zorg omdat ik zorgzaam was. Ik ben de oudste en was een soort moeder voor mijn broertjes. Zelf wilde ik stewardess of directiesecretaresse worden.’ Sinita denkt terug aan haar kennismaking met de zorg. ‘Ik vond werken in de zorg, in eerste instantie, helemaal niets. Ik vond het vies ruiken en vreemd, maar toen ik eenmaal met de ouderen in contact was gekomen, was ik verkocht en ben ik gebleven. Ik mocht helpen met het eten rondbrengen, ondersteunen bij activiteiten en steunkousen aantrekken. Dat soort werk mocht ik eigenlijk niet uitvoeren, maar ik vond het leuk om te doen. Het werken met ouderen en de verhalen die zij vertelden vond ik heerlijk om naar te luisteren.

Bij het Albeda college heb ik de opleiding verzorgende gevolgd en had ik een weekendbaan bij de Schutse in Ommoord. Nadat ik mijn opleiding had afgerond ben ik aangenomen bij de Wilgenborgh waar ik acht jaar heb gewerkt. Mijn toenmalige teamleider zag potentie in mij en ik werd gemotiveerd om de opleiding verpleegkundige niveau 4 te doen. Nadat niveau 4 was volbracht vond ik dat ik meer in mijn mars had. Ik ben de thuiszorg ingegaan om meer ervaring en kennis op te doen. Bij de thuiszorg heb ik op verschillende locaties binnen de organisatie gewerkt. Toen ik bij mijn vorige werkgever werkte vond mijn manager dat ik de HBO-V opleiding moest volgen, omdat zij leiderschap in mij zag. Zo gezegd zo gedaan en daarna vijf jaar lang als wijkverpleegkundige gewerkt in de wijk Feijenoord.

Na twintig jaar bij Laurens in de zorg gewerkt te hebben nam ik afscheid. Ik wilde wel eens iets totaal anders proberen. Ik ben aan de slag gegaan als klantcoördinator bij Home Instead Thuisservice om begeleiding en ondersteuning te bieden aan dementerende ouderen in de thuissituatie. Als klantcoördinator was ik verantwoordelijk voor het coördineren van de begeleiding die de caregivers aan de cliënten bieden. Ik was aanspreekpunt voor mantelzorgers en betrokken disciplines. Daarnaast deed ik veel aan netwerken in het gebied Delfshaven en in het Centrum. In het kader van netwerken kwam ik mijn oude klasgenoot Fatma Durdu tegen die werkzaam is bij MOB. Zij vertelde mij over een nieuw woonzorgcentrum Bienvenido dat in 2022 geopend zou worden. Zij vond de functie wel bij mij passen. Toen zij mij vertelde wat de inhoud van de functie was, werd ik ontzettend enthousiast. Ik heb een sollicitatiebrief opgestuurd, werd uitgenodigd voor een gesprek en ben aangenomen. Ik was helemaal happy!

Om kennis te maken met de werkwijze van MOB draaide Sinita mee bij verschillende afdelingen binnen MOB. ‘Ik heb meegedraaid in de thuiszorg, woonzorgcentra en cliënten en medewerkers geworven. Ook heb ik meegedaan met de customer journey voor Bienvenido en overige organisatorische zaken. Ik heb mij verdiept in het volledig pakket thuis (VPT). Als indicerend wijkverpleegkundige heb ik kennis van de verschillende indicaties, maar het pakket VPT had ik weinig mee te maken. Ook heb ik twee weken in de Boekenrode meegelopen om voor mijn collega Lorien waar te nemen. Daar heb je complexe zorg. Ik heb kennis gedeeld en ook veel geleerd. Ik zie meestal geen problemen, maar juist uitdagingen waar ik niet voor terug deins.

Wat mij trekt in de zorg als locatiemanager bij een woonzorgcentrum? Vooral de persoonsgerichte zorg. Ik heb tijdens mijn carrière in verschillende verpleeghuizen gewerkt met voornamelijk westerse ouderen. Mijn eerste ervaring met multiculturele zorgverlening was in de wijk Delfshaven. Daar heb ik veel geleerd en mij verdiept in cultuursensitief werken. Ik kwam tot de ontdekking dat de reguliere zorg niet altijd past bij het bieden van multiculturele zorg. Het gaat om begrip tonen en openstaan voor bepaalde gebruiken van de cliënt om de goede zorg te kunnen bieden.

Ik kan mij nog goed herinneren dat ik een Turkse cliënt had in een vergevorderde stadium van dementie. Daarnaast was deze cliënt bedlegerig en had veel zorg nodig. Familie was overbelast maar wilde moeder niet laten opnemen in het verpleeghuis ondanks de complexe zorg in de thuissituatie. De familie deed alles om voor hun moeder te zorgen en ondersteunde de zorgmedewerkers tijdens de zorgverlening. Er heerste angst om aangekeken te worden door de omgeving als zij hun moeder zouden laten opnemen in het verpleeghuis. Ik heb samen met mijn team naar de verschillende mogelijkheden gekeken om de zorgverlening in de thuissituatie zo werkbaar mogelijk te maken voor beide partijen.  In het begin kreeg ik veel weerstand van het team omdat de zorg te “zwaar” zou zijn maar door de multidisciplinaire aanpak was het gelukt om de cliënt in de thuissituatie te houden. Waar het om gaat is dat er begrip getoond wordt voor de cultuur en situatie van de cliënt.

Hoe zie jij het hele plaatje van Bienvenido als het helemaal klaar is? ‘Ik zie het voor mij als een bruisend, warm onderkomen voor cliënten. De zorg is top. Mijn team en ik hebben veel zin om naar het werk te komen en zijn deskundig. Graag zie ik dat zij een niveau bereiken wat ik voor ogen heb. Kortom persoonsgerichte zorg voor de cliënten en werkplezier voor de medewerkers. Een open en transparante werkcultuur, waar alles bespreekbaar is.

Ik wil goed voorbereid zijn als ik aan iets begin. Ik heb daarom ook heel veel zin om te beginnen. Een goede samenwerking met de andere locatiemanagers, ondanks de verschillende culturen in de  woonzorgcentra. Kwaliteit van zorg staat hoog in het vaandel.

Sinita is van Ghanese afkomst. Op 10-jarige leeftijd kwam zij naar Nederland met haar ouders en broertjes. Sinita is moeder van een 14-jarige dochter.


afbeelding-hitteplan-1200x846.png

9 augustus 2022 Update

Bij een grote kans op aanhoudend warm weer geeft het KNMI (Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut) samen met het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) een waarschuwing af (Hitteplan) aan de zorgsector, zodat er op tijd maatregelen genomen kunnen worden.

Hierop kunnen wij passende maatregelen nemen om mensen goed te verzorgen tijdens de hitteperiode en negatieve gezondheidseffecten zowel voor de cliënt als voor de medewerker te beperken.

Wat houdt het hitteplan in?

  • Er kan een ander dienstrooster wordt toegepast
  • De mogelijkheid geboden worden om vaker korte pauzes te nemen
  • Er wordt niet gedoucht bij extreme hitte.
  • Noodzakelijk zorg moet worden blijven uitgevoerd.

De HO-medewerker heeft uitgestelde taken bijvoorbeeld: strijken, ramen zemen, badkamer- en wc-tegels soppen, deuren afnemen, keukenkastjes uitruimen en schoonmaken.
Wat wel moet blijven doorgaan: wassen, afwassen, wc schoonmaken, gefaseerd stofzuigen en dweilen.

Mocht u hier vragen over hebben, kunt u contact opennemen met de leidinggevende van uw medewerker.

 


Copyright MOB Drechtsteden 2023. Alle rechten gereserveerd.