Persoonlijke ontwikkeling en groei in een organisatie in beweging
Kadriye Elbir aan het woord over de begin jaren van MOB (Maatschappelijk Ondersteunings Bureau)
Ik werk nu negentien jaar voor MOB en Internos. Er is veel gebeurd in die tijd. Mijn carrière in de zorg begon met mijn opleiding voor verpleegkundige. Na twee jaar ontdekte ik al dat het niets voor mij was. Ik ben stopte ermee. Op mijn achttiende trouwde ik. Vanuit de jongerenpool in Rotterdam heb ik verschillende banen gehad. Ik heb gewerkt voor de sociale dienst om de identiteitsplicht vorm te geven en het archiveren hiervan. Ook werkte ik via de jongerenpool voor de belastingdienst. Toen ik zwanger werd nam ik ontslag. Ik wilde er graag voor de kinderen zijn. Zo was ik actief als overblijfmoeder en voor alle activiteiten op school. Het was leuk, maar het kletsen met de andere moeders gaf mij weinig voldoening. Ik deed ondertussen een administratieve opleiding en hoorde via een andere moeder over het werken in de zorg. Werken terwijl de kinderen op de peuterspeelzaal zaten. Zo ben ik begonnen in de zorg “Thuiszorg Rotterdam” als huishoudelijk ondersteuner.
(Toevallige) ontmoeting met Ismail
Via via hoorde ik over werken bij MOB en ik herinner mij de dag van het sollicitatiegesprek nog goed. Ik liep over de Mathenesserbrug in Delfshaven (Rotterdam). Ik was een kwartier te vroeg voor het sollicitatiegesprek. Er fietste een man voorbij die keek naar mij en zei: ‘Ben jij Kadriye?’ Ik vond het zo toevallig. Deze man was Ismail Meral. Hij vertelde dat hij met spoed naar een cliënt moest, maar dat iemand anders in het kantoor het gesprek zou overnemen. Zo gezegd, zo gedaan.
Eerst ben ik als freelance huishoudelijk ondersteuner begonnen. Maar omdat ik goed Nederlands spreek werd ik ook ingezet voor ander werk. Vanuit huis begeleidde ik altijd mijn ouders, familieleden en kennissen naar afspraken. Bijvoorbeeld in het ziekenhuis of bij de dokter. Voor de cliënten mocht ik dit nu ook doen. Ik heb een tijdje bij MOB en Thuiszorg Rotterdam tegelijkertijd gewerkt, maar dit werd te veel. Uiteindelijk ben ik gestopt met de Thuiszorg Rotterdam en met MOB verdergegaan.
MOB in het begin
Naast de begeleiding van de cliënten was er ook behoefte aan een planning. Hier kwam mijn administratieve opleiding van pas. Er was op dat moment nog helemaal niets, behalve de zeven cliënten die we hadden. Ik heb zelf roosters gemaakt en materialen ontwikkeld, zodat we alles inzichtelijk hadden om te kunnen groeien met het aantal cliënten.
Ondertussen groeiden mijn kinderen en zo groeiden ook mijn werktijden. Van 4 naar 12 uur naar 32 uur. Voor mij was dit de perfecte manier om mij te kunnen ontplooien. Ik deed werk waar ik goed in was. Mensen helpen en ik kreeg er nog voor betaald ook. Wat ik ook erg leuk vond is dat ik wat meer uit mijn buurt Delfshaven kwam.
Doorzetten als het tegenzit
Voor de begeleiding van de cliënten reed ik met mijn auto door heel Rotterdam en zag ik de hele stad. Wat ik wel lastig vond is dat niet iedereen om mij heen meegroeide. Ismail zei altijd: ’Het is een proces.’ Eerst deed ik veel met mijn moeder samen, maar doordat ik werkte had ik minder tijd voor haar. Ook mijn familie vond het niet altijd nodig dat ik werkte, maar ik zelf wel. Gelukkig weet iedereen al lang niet beter en is iedereen heel trots op mij!
Tijdens de begeleiding van de cliënten werd duidelijk dat ik een opleiding maatschappelijk werk nodig had. Dat was wel een pittige tijd. Werken, kinderen, huishouden en dan ‘s avonds boven de boeken. Ismail was een goede trigger, hij zei altijd: ‘Je kan het toch niet, laat maar zien dat je het kunt.’ Dat heb ik hem laten zien! Ik was zo blij toen mijn scriptie af was. Ik was één jaar als maatschappelijk werker in dienst. Later kwam de mogelijkheid om een WMO-team op te zetten met Neli Soares. De organisatie groeide en het was een bijzondere en later ook een moeilijke tijd. In 2013 kwam er een wetswijziging, waardoor we veel WMO-collega’s moesten ontslaan. Het is een zwarte bladzijde als ik eraan terugdenk. Ik vond het verschrikkelijk en heb het daar heel moeilijk meegehad. Met hulp van een collega en coach Yvonne Mendes heb ik gelukkig weer de kracht en passie teruggekregen om te werken in de zorg. Het is ook niet iets voor mij om bij de pakken neer te gaan zitten. Het was fijn om die hulp te hebben.
Van een rups naar een vlinder
Met de komst van Internos ben ik gebiedscoördinator huishoudelijke ondersteuning geworden. Opnieuw een uitdaging. Niet meer in Rotterdam werken maar in Dordrecht. In een organisatie die meer ‘witte’ collega’s kende. Ik heb mij bij het begin vaak afgevraagd of ik het wel goed deed. Het was zo’n cultuurverschil. Ik begreep sommige grapjes niet. Collega’s en ik moesten aan elkaar wennen. Daar was tijd voor nodig. Toegankelijk zijn en een goed gesprek. Nu na zeven jaar zijn we helemaal gewend aan elkaar.
Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat ik nog meer Nederlands ben geworden, omdat ik de cultuur beter begrijp. Ik ben heel trots op mijn team en hoe we cliënten helpen. Tegenwoordig zijn cliënten mondiger. Ze hebben vaak een bepaalde verwachting. Deze verwachting proberen we bij te stellen. Dat is een uitdaging, maar het is mooi als het lukt om dat beeld te veranderen. Ik probeer mij daarbij vaak te verplaatsen in een cliënt. Cliënten hebben ons nodig. Het is fijn als je dit inzicht kunt geven aan cliënten en je iets voor elkaar krijgt bij hen.
In het team collega’s van huishoudelijk ondersteuners zit ook groei en ontwikkeling. Vanuit de huishoudelijke ondersteuning kun je je weer verder ontwikkelen richting de zorg. Dit jaar beginnen twee medewerkers met een zorgopleiding. Een collega van vroeger zag mij onlangs weer en ze zei: ‘Kadriye, je was vroeger zo verlegen met lichtroze wangen; en nu ben je van een rups een vlinder geworden.’