Interview met Ibrahim Spalburg (74)
Ik probeer altijd het positieve eruit te halen…
Op negenjarige leeftijd kwam Ibrahim Spalburg vanuit Suriname naar Nederland. Hij werd door zijn ouders naar zijn oom en tante gestuurd die geen kinderen hadden. In die tijd was het zo dat als oom en tante geen kind hadden, dat er dan gezorgd werd voor een kind uit een talrijk gezin. De bedoeling was om het kind een betere toekomst te geven. Dat is bij Ibrahim helemaal gelukt, want hij heeft heel veel gedaan en niet alleen voor de moslimgemeenschap. Dat is positief. Aan de andere kant is de tijd die hij met zijn ouders door heeft gebracht vrij kort geweest. De familiebanden zijn later weer beter geworden.
Ibrahim is zeer actief geweest in zijn werkende leven en daarbuiten. “Ik ben altijd bezig geweest. Ik kon niet stilzitten. Op mijn zeventiende ben ik gaan werken als calculator bij een bedrijf in Amsterdam. En op mijn drieeentwintigste ben ik begonnen met werken als boekhouder bij een scheepswerf. Op de werf kwam ik in contact met de arbeidsmigranten die tegen zaken aanliepen op de werkvloer, vanwege hun culturele achtergrond. We hebben het dan over de 70’er jaren. Er waren geen organisaties waar deze arbeiders terecht konden met hun vragen. Ik ben in contact gekomen met de gemeente Rotterdam en ik werd gevraagd om als beleidsmedewerker te werken bij de afdeling Bureau Migranten. Op deze manier kon er gewerkt worden om onder andere moskeeën op te richten en andere culture activiteiten te ontwikkelen voor deze doelgroep. Dit heeft geleid tot de oprichting van SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond). In het begin heb ik me daar ingezet als coördinator.
Toen diende zich in een andere uitdaging zich aan, namelijk om een opleiding op te zetten tot geestelijk verzorger/godsdienstdocent aan de hogeschool van Amsterdam. Ik ben daar aan de slag gegaan en heb daar ook lessen gegeven en studenten begeleid. Ik heb dit als heel leuk ervaren. We hebben veel dingen gedaan door uitwisselingsprogramma’s door middel van studententrips. Hierdoor heb ik veel gereisd naar onder andere Marokko, Spanje en Turkije zowel zakelijk als privé. Ik heb dat met veel plezier gedaan.
Na een tijd ben ik teruggegaan naar Rotterdam bij de gemeente. Eerst als gedetacheerd beleidsmedewerker en later als directeur van SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rotterdam). Je kunt het zien als een verlengstuk van Bureau Migranten. Ik ben verder gegaan waar ik, voordat ik naar Amsterdam ging, was gebleven. Het heeft de moslims in Rotterdam enorm geholpen en laten zien dat zij in staat zijn om iets voor zichzelf op te richten. Het was niet alleen voor Turken en Marokkanen, maar voor alle moslims. Het samenwerken met moslims heeft als voorbeeld gediend voor andere plaatsen in Nederland. SPIOR was het eerste platform voor moslims door moslims wat zich inzette voor de belangen van de islamitische gemeenschap in Nederland. Een voorbeeld voor veel andere moskeeën ook in Europa. Hoe ga je om met minderheden? We deden ook aan kennisoverdracht, want dat was niet in elke Europese stad doordacht. Ze hadden een goed voorbeeld hoe het in Nederland eraan toe ging. Zodoende waren er ook uitwisselingsprogramma’s en ben ik naar bijvoorbeeld Duitsland en Engeland gegaan om te kijken wat we eventueel konden overnemen en uitdragen en dat ook toe te passen. Voor de gemeente Rotterdam was de stichting ook prettig vanwege de transparantie. Zo konden zij het overzicht houden en kijken hoe de islamitische gemeenschap beter te kunnen bereiken. Rotterdam heeft aan de wieg gestaan om dit op te zetten.
Na mijn pensioen ben ik nog doorgegaan met werken. Tot vorig jaar gaf ik les op een Islamitische basisschool als ZZP’er en daarnaast deed ik vertaalwerk vanuit mijn eigen bv. Ik vertaalde boeken vanuit het Arabisch en Engels naar het Nederlands. Ik ben ook vaak ingehuurd als gastspreker bij diverse organisaties. De afgelopen tien jaar heb ik heen en weer gependeld tussen Indonesië en Nederland. Vanwege mijn eigen vertaalbureau kon ik mijn werk blijven doen en samen met mijn vrouw in Indonesië blijven wonen en regelmatig terugkeren naar Nederland.
Tijdens het interview werd de heer Spalburg gebeld door zijn huidige Indonesische vrouw. Het gesprek verliep in vloeiend Indonesich. Door het huwelijk met zijn inmiddels overleden eerste vrouw, ook uit Indonesië, heeft hij de taal leren spreken. ‘Ik ben jong getrouwd. Op mijn 18de trouwde ik mijn eerste vrouw. Van haar familie heb ik Indonesisch leren spreken. Ook spreek ik nog steeds Surinaams, dat zal ik nooit vergeten. De vader van mijn vrouw was KNIL soldaat. Ze leefden in barakken in het Friese Balk. Toen ik mijn eerste vrouw in Amsterdam ontmoette moest ik, om met haar te zijn, naar Friesland. Ik ben daar gebleven en heb zodoende de taal geleerd. Arabisch heb ik ook leren spreken omdat dit een belangrijke taal is voor moslims. Zo is het mogelijk om nog beter te begrijpen wat er in de Koran staat. Mijn vrouw, ik en onze vier kinderen hebben drie jaar in Saoedi Arabië in een buitenwijk van de heilige plaats Mekka gewoond. Door mijn werk bij de gemeente Rotterdam kreeg ik de mogelijkheid om ook de taal te gaan studeren in Saoedi Arabië. Ik heb daar een universitaire studie Arabisch afgerond in woord én geschrift. Het leukste aan die tijd was dat het heel gemoedelijk en rustig was dat vond ik heel prettig. Ja, je kon nog overal naartoe zonder enig gedoe.
Behalve werk was er uiteraard ook tijd voor ontspanning. “Ik deed graag aan voetballen. In ben in Amsterdam opgegroeid dus dan ben je eigenlijk automatisch Ajacied. In Amsterdam heb ik gevoetbald bij Real Sranang, een Surinaamse voetbalclub. Zo was bijvoorbeeld de vader van Frank Rijkaard mijn trainer. Verder ben ik een jazzliefhebber en houd ik bijvoorbeeld van de muziek van Miles Davis. In mijn tienerjaren was ik vaak te vinden in de jazzscene. Het was erg gezellig en prettig. Nu is het heel anders, ik mis het wel. Dat is wel jammer. Ik heb wel hele mooie herinneringen waar ik aan terug kan denken.
Door twee keer te zijn getroffen door een hersenbloeding moest Ibrahim een tijdje revalideren in een revalidatiecentrum. Nadat hij op eigen kracht weer enigszins zelf kan functioneren woont hij nu ongeveer vijf maanden in de Boekenrode. “Ik vind het wel fijn wonen in de Boekenrode. Het gaat rustig aan. Ik voel mij er op mijn gemak. Mijn herstel gaat langzaam. Het zal een paar jaartjes duren voordat ik weer helemaal de oude ben. Ik heb wel het idee dat het beter wordt. Ik vind het fijn om in Nederland te zijn bij mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkind. Ze zijn allemaal in Nederland, dus ik kan ze regelmatig zien.“
Ik heb veel meegemaakt in mijn loopbaan. Sommige dingen waren niet leuk. Ik probeer altijd het positieve eruit te halen en zoveel mogelijk de positieve kanten ervan te bekijken Over het algemeen zijn er gewoon leuke dingen gebeurd. Ik stond altijd wel achter wat ik deed. Ik kan wel zeggen dat ik over het algemeen goed en naar tevredenheid heb gewerkt en alles eruit heb gehaald wat ik kon doen.
Mantelzorg – Bij ons is het ondenkbaar om onze vader aan zijn lot over te laten
Tijdens het interview was zijn zoon Abdul Hamid aanwezig. Hij vertelt over de zorg van zijn vader. “Mijn vader heeft ook nog een tijdje bij mij en mijn zus gewoond, maar omdat ik werk en mijn vrouw ook, is het beter dat hij 24-uurszorg krijgt. Uiteraard hebben we hem liever in huis, maar dat is niet verantwoord. In het weekend nemen we hem mee, of haal ik hem op voor fysiotherapie. We zorgen allemaal voor hem. Soms de een iets meer dan de ander, maar dat ligt aan hoe druk we het hebben. Mijn oudste zus heeft heel veel gedaan. Er moest veel administratie geregeld worden ook qua financiën. Het is wel de bedoeling dat mijn vader langzaamaan weer zelf de regie terugneemt. In het begin was het niet haalbaar voor hem om zelf zaken te doen. Wij zijn altijd gewend om hem om de zoveel tijd in huis te hebben als hij in Nederland was. Sowieso was hij bij mij of mijn zus. We weten eigenlijk niet beter. Dus voor mij en ik kan zeggen ons, is het heel normaal om voor onze vader te zorgen. Daarom noem ik het geen mantelzorg maar natuurlijke zorg. Bij ons is het ondenkbaar om onze vader aan zijn lot over te laten. Ik kan dat absoluut niet over mijn hart verkrijgen.