Internos

NIEUWS

mob-interview-liesbeth-horst-1200x800.jpg

25 september 2023 Interview

Je werkt vooral met je hart en je verstand

Liesbeth werkt meer dan 30 jaar in de zorg. Op de vraag: Wat zou je doen als je niet meer hoeft te werken, antwoordt Liesbeth: ‘Ik zou graag als vrijwilliger op een dierenambulance willen werken.’ Gelukkig is het nog niet zo ver, want voor Liesbeth is werken in de zorg vanzelfsprekend: ‘Dit is wat ik het liefste doe!’   

Wat houdt mensen in de zorg zo enthousiast in een werkveld waarin zoveel veranderingen zijn?

Liesbeth werkt al meer dan 22 jaar bij Internos. ‘In mijn begin jaren was van alles mogelijk. Er waren tijden dat de Efteling werd afgehuurd voor de hele organisatie of we gingen met de bus naar de kerstmarkt. Internos was een familie. Er stond een groot gebouw met meer overhead dan er momenteel is. Destijds moest je op de kantoortjes de diensttelefoon en alle sleutels ophalen. Het waren tijden dat je geen mobiele telefoon had en waarin je continu moest rapporteren. Zo had je meer tijd voor cliënten en het ging minder over de minuten.’

‘Maar dat is zoals het ging. Een leven zonder telefoon kunnen we ons nu allemaal toch niet meer voorstellen. Juist nu het contact met de cliënt belangrijk is. Dat is waar het voor een heel groot deel om draait voor mij. Van waarde zijn voor iemand elke dag weer.’

Voor Liesbeth stond het al vast toen ze twee jaar oud was. Op de gang boven de praktijk van haar vader, die tandarts was, speelde zij ziekenhuisje met een vriendinnetje. ‘Alle poppen zaten op een rij te wachten totdat de dokter kwam. De dokter was dan mijn vriendin en ik was dan de zuster. We moeten er nu nog vaak om lachen, want we zijn nog steeds beste vriendinnen. Zij is bedrijfsarts geworden en ik wondconsulent.’

‘In 1981 ben ik begonnen met mijn in service opleiding verpleegkundige A, in het Onze Lieve Vrouwen Gasthuis (OLVG) in Amsterdam. Na mijn diplomering ben ik gaan werken op de afdeling neurologie. Daar heb ik veel mooie, maar ook veel trieste dingen meegemaakt. Ik ben daar nog twee jaar teamleider geweest en heb mijn kaderopleiding gevolgd. Na negen jaar hield ik het voor gezien, destijds kwam er een kentering in de zorg. Ik ben het bedrijfsleven ingegaan en heb onder andere bij  Nestlé en NUTS verzekeringen gewerkt in ’s-Gravenhage.’

‘Na de geboorte van mijn tweede zoon, ben ik twee jaar thuis geweest. Na de geboorte van mijn derde zoon ben ik heringetreden bij Internos. Eerst als oproepkracht en verpleegkundige in de VIG routes, zodat ik weer werkervaring op kon doen. Dit werd mij toen aangeraden door Ans van der Bijl, destijds hoofd personeelszaken bij Internos. Al snel werd ik onderdeel van het verpleegkundige team. In die tijd kon ik het werk goed combineren met mijn groeiende gezin. Tijdens schooltijd en ‘s avonds kon ik werken, zodat ik al snel fulltime werkte. En als de kinderen uit school kwamen was ik er voor ze.’

In de zorg ben je nooit uitgeleerd; bijvoorbeeld wondspecialisatie

‘Op mijn lijf geschreven is de specialisatie van wondverpleegkundige tot wondconsulent. Ik ben momenteel ongeveer zestien jaar werkzaam in het wondteam. Het is zo ontzettend boeiend, omdat het een complexe materie is. Je kijkt veel verder dan alleen de wond. Ik kijk naar de gehele cliënt. Andere ziektebeelden, de thuissituatie, mantelzorgers en/of familie. Ik koppel waar nodig mijn bevindingen na goedkeuring van de cliënt terug aan de wijkverpleegkundige en/of huisarts (specialisten). Juist dat multidisciplinaire vind ik geweldig.’

‘We hebben in onze organisatie een wondteam dat bestaat vanaf 1 april 2023 uit éé wondconsulent en vier wondverpleegkundigen. In de Drechtsteden zijn we écht de specialisten en daar ben ik samen met het team trots op. Veel teamleden hebben daarnaast ook nog andere taken of expertises. Zo is er een wijkverpleegkundige en een ander palliatieve verpleegkundige. Het team is sterk. Hier bedoel ik mee: we zijn er voor elkaar, we begrijpen elkaar, accepteren elkaar en denken vooruit. Dat klinkt natuurlijk allemaal mooi maar we uiten ook onze frustraties aan elkaar. In elk wijkteam hebben we zogenaamde aandachtvelders. Deze collega’s hebben zich meer gespecialiseerd, zij ondersteunen het wondteam. Verder zijn alle medewerkers, huishoudelijk tot zorg belangrijk. Zij signaleren veel in de wijken en spelen dit door. Zij zijn de ogen en oren van het wondteam. Gezamenlijk kunnen wij de beste zorg leveren.’

Een mensenmens

‘Als goede (wond)verpleegkundige (consulent) moet je zeer betrokken zijn. Ook moet je goed kunnen communiceren dus goed luisteren en goed kunnen motiveren, waarom er een bepaalde behandeling wordt toegepast. Het is heel belangrijk om goed te motiveren en om in gesprek te gaan met de cliënt. Op die manier kan de ingezette behandeling met succes worden voortgezet. Maar als de cliënt dan toch de behandeling niet wil is het de eigen keus van de cliënt. Dit wordt gerespecteerd en kortgesloten met de huisarts of specialist uit het ziekenhuis. Het is altijd de eigen keus van een cliënt of ze de behandeling willen of niet.’

De waardigheid van een cliënt vind ik het hoogste goed in mijn werk. Op een waardige manier zorg aan cliënten verlenen.  Misschien dat ik daarom ook altijd U blijf zeggen tegen cliënten. Ongeacht hoe goed ik ze ook ken en hoe vertrouwd we ook met elkaar zijn. Ik vind die waarden en normen erg belangrijk. Ik zorg bijvoorbeeld ook altijd dat ik er netjes uitzie schone werkkleding en een schone witte broek. Als zorgverlener moet je ruimdenkend zijn en niet oordelen en je openstellen voor elke cliënt . Dit betekent comfort bieden, een luisterend oor en vertrouwen geven.’

Werken in de zorg betekent werken met je hart en met je hoofd. Er zijn onbegrensde mogelijkheden om je te ontwikkelen en te specialiseren. Voor mij betekent werken in de zorg dat je echt van betekenis kunt zijn. Het is mooi en geeft mede zin aan het bestaan.’


hans-interview-foto-1200x800.jpg

28 juli 2023 Interview

Er werd wel eens raar opgekeken als ik vertelde over mijn werk als huishoudelijk ondersteuner… maar we leven in 2023. Vrouwen werken ook op een hijskraan. In gesprek met Hans, huishoudelijk ondersteuner.

Ik sta open om te leren

‘Toen ik begon als huishoudelijk ondersteuner, vroeg mijn vrouw: ‘Zal ik je leren strijken, Hans?’ Op deze manier heb ik eigenlijk veel geleerd van het werk. Ik sta open om te leren. Zo vraag ik altijd aan cliënten hoe zij zien dat ik de huishoudelijke taken uitvoer. Ze geven ook tips of aanwijzingen hoe ze iets gedaan willen hebben. Ik vind dat prettig werken en ik merk dat mijn cliënten dat ook prettig vinden. Vaak kunnen cliënten het werk zelf niet meer doen, dus is het fijn als ik aan de slag ga op een manier die bij ze past.’

Het sociale contact met de cliënten

‘Het leukste in dit werk vind ik het sociale contact met de cliënten. Ik heb een paar cliënten die ik al tien of twaalf jaar ken. Je maakt veel met elkaar mee. Zo is de man van een cliënt overleden in de jaren dat ik bij hen werk. Als ik klaar was met mijn werk bij hen en ik ging weg dacht ik: zou hij er nog zijn, volgende week als ik weer kom? Tijdens het sterfbed voelde ik mij eigenlijk te veel. In het kleine huis was er veel en vaak palliatieve zorg aanwezig. Ik kwam dan collega’s uit de zorg tegen Het is niet altijd makkelijk om werk en privé gescheiden te houden.’

‘Met dementerende cliënten moet je niet in discussie gaan. Ik werkte ooit voor een dementerende cliënt en zij vroeg mij de hele tijd van alles: ‘Wie bent u? Wat komt u doen? Wanneer bent u klaar?’ Tijdens mijn werkzaamheden lette ik extra op en zette ik de stofzuiger uit om te horen of ze nog in huis was.  Een keer was de vrouw tijdens mijn werkzaamheden weggelopen. Ik wist niet waar ze was, maar ze kwam terug en vertelde dat ze een kopje koffie had gedronken bij de buurman.’

‘Ik heb ook veel extra gewerkt in vakanties zodat collega’s met kinderen vrij konden nemen. Meestal werkte ik meer uren door het overnemen van de diensten. Nu heb ik een periode vrij en ben ik in de meivakantie voor het eerst op vakantie geweest in Frankrijk. Samen met mijn vrouw hebben we er intens van genoten. Als ik met pensioen ga, lijkt het mij helemaal niet erg om nog een paar uurtjes te werken. Als het maar niet vast is. Bijvoorbeeld alleen in de winter als invaller bij ziekte ofzo. Dan houd ik toch het sociale contact en ook mijn vrijheid om met mijn boot uitstapjes te maken met mijn familie.’

‘In het werk heb je een bepaalde vrijheid. Je kunt zelf plannen, soms het tempo omhoog en dan het tempo weer terug. Werken is geven en nemen. Cliënten willen soms dat er veel dingen moeten gebeuren. Ik bedenk dan al tijdens het doornemen van de lijst wat deze keer snel kan gebeuren en wat niet. Samen met de cliënt komen we dan tot een oplossing. Ook bij mijn leidinggevende Kadriye geef ik aan bij welke cliënten ik het prettigst werk. Vaak werkt dat twee kanten op.

Veel mannelijke collega’s zijn er niet in de zorg. Dat is wel eens jammer op een borrel of een feestje, maar tijdens het werk mis ik het niet. Dat doe ik toch alleen. Het is 2023 en mannen en vrouwen zijn gelijk. Er zouden veel meer mannen in de huishoudelijke ondersteuning kunnen werken.

Hans is 64 jaar oud en begon zijn carrière in de scheepsbouw. In 1978 zorgde hij ervoor dat platen een ronde vorm kregen zodat er boten van gemaakt konden worden. Dit vond plaats op een scheepswerf in de Biesbosch. Een mannenwereld die hem niet goed beviel. Daarna ging hij aan de slag als chauffeur bij een apotheek. Zo kwam hij in contact met patiënten. Het contact met mensen beviel hem zo goed dat hij als huishoudelijk ondersteuner in 2010 aan de slag ging bij Internos.


Celine-Wong-interview-1200x800.jpg

21 juni 2023 Interview

In gesprek met Celine Wong. Zij is de dochter van mevrouw Wong die 82 jaar geleden in Kanton, China werd geboren. Inmiddels woont haar moeder al 45 jaar in Nederland.

Wat vind je moeder fijn aan het wonen in de Boomgaard? ‘Mijn moeder is aan het dementeren. Zij weet zelf niet dat zij hier met allemaal ouderen woont. Zij denkt nog vaak dat dit haar oude huis is. Sinds vorig jaar november woont zij in de Boomgaard. Ik heb haar pasgeleden voor het eerst horen zeggen dat zij besefte dat zij hier woont. In een groep, want daarvoor dacht zij dat het haar oude huis was. Ze zegt nog steeds als ik wegga: doe je de beneden deur op slot. Ze heeft het besef niet. Ik merk ook dat haar geheugen achteruitgaat. Dat merkte ik onder andere toen ik samen met haar was en zij mij wel tien keer vroeg waar wij naar toe gingen.’

Hoe ga jij daarmee om? ‘Aan de ene kant vind ik het niet heel erg. Toen mijn vader net overleden was had zij heel veel verdriet. Nu, omdat zij vergeetachtig wordt, vraagt zij minder naar mijn vader. Soms heeft ze wel het besef dat hij is overleden. Als ik haar dingen over vroeger vraag, dan kan zij geen antwoord geven, maar voor haarzelf is het wellicht beter. Ik denk dat ze beter van het leven kan genieten, dan wanneer zij continu verdriet heeft.’

‘We zijn niet lang op zoek geweest om een woonzorgcentrum te vinden voor Chinese ouderen. Bij toeval kwam ik hier terecht, omdat ik eigenlijk op zoek was naar een verpleeghuis voor mijn vader. Toen mijn vader overleed heeft mijn moeder nog even bij mij gelogeerd, maar toen gaf zij aan dat zij weer naar huis wilde. Zij woonde in de buurt van het Hofplein en wilde met vrienden een kop koffiedrinken en wandelen. Ik heb haar toen een ketting gegeven met haar adres voor het geval zij zou verdwalen. Soms vergat ze haar ketting om te doen. Toen ben ik gaan nadenken wat verstandig is. Mijn huis is niet geschikt voor haar, omdat zij niet goed kan lopen. Toen heb ik overwogen om haar ergens anders te laten wonen. Ik heb contact gehad met CIZ en toevallig was er hier een plek vrij. Ik moest nog wel moeite doen met bellen en volhouden, zodat mijn moeder zo snel mogelijk opgenomen kon worden. Ik had het er wel moeilijk mee. Aan de ene kant dacht ik, laat ik haar niet in de steek? Ze is wel in een groep, maar ’s avonds is zij alleen. Bij mij was zij ‘s avonds met mijn man en mijn zoon. Maar ja, bij mij woonde ze in de woonkamer en dat ook was niet ideaal. Ik ben er nog steeds niet over uit. Voor wat betreft de zorg wel, omdat er 24 uur per dag iemand haar kan verzorgen. Als ik haar heb bezocht ga ik toch met een bezwaard hart weg, omdat ik denk dat ze eenzaam is. Aan de andere kant weet ze toch niet meer dat ik op bezoek ben geweest en weer naar huis ga. Ik denk dat het eerder aan mij ligt dan aan haar, want zij zegt niet dat ze eenzaam is. Soms is ze heel helder en twee minuten later weer niet. Ik weet dat ze hier in goede handen is. Ze is bij haar leeftijdsgenoten en kan leuke dingen doen. Vroeger toen zij nog werkte had zij geen activiteiten en deed ze niets anders dan werken. Dus nu kan ze kaarten of muziek luisteren. Ze doet nu eigenlijk dingen die zij wil. Ik vind het fijn dat er altijd iemand is om een oogje in het zeil te houden. Ik heb ook om een polsband gevraagd, dat wanneer er iets is zij snel hulp kan krijgen.

Wat zou jouw moeder nog graag willen. Wat is haar grote wens? ‘Dat zou ik nu niet weten. Haar generatie is anders. Mijn moeder heeft nooit gezegd wat haar grootste wens is. Zij cijferde zichzelf altijd weg. Dus ik weet niet of zij een wens heeft. Wat ik wel weet is, voordat mijn vader overleed en zij nog niet aan het dementeren was, zij graag naar China wilde. Familie bezoeken die nog over zijn en daar een paar maanden blijven. Ik moet eigenlijk zeggen dat dat haar laatste wens is. Hoelang mag ze nog onder ons blijven? Ik probeer er zo min mogelijk aan te denken. Ik wil mijn moeder zo lang mogelijk bij mij houden.’


foto-interview-Santiago-Cupajita-Robledo.png

26 februari 2023 Interview

Wat ik het liefst voor mijn ouders zou willen is dat wanneer ze oud zijn, zij bij mij blijven wonen

Santiago is geboren in Columbia. In 1997 kwam hij met zijn ouders en zusje naar Nederland. Vanaf die tijd woont hij in Nederland.

‘Ik heb niet altijd in de zorg gewerkt, maar ik heb wel altijd iets voor de zorg gevoeld. Op de middelbare school hadden we zorgvakken. Ik keek altijd tegen de dokter op. Het is heel mooi om met  zorgkennis mensen te helpen. Mijn diploma haalde ik op mijn zeventiende en in 2007 heb ik mijn sportopleiding afgerond. Ik wilde altijd iets met sport gaan doen, omdat het mijn doel was. Ik wilde de sport met de zorg combineren. Het is anders gelopen en uiteindelijk heb ik toch voor de zorg gekozen. Ik ben als ZZP-er helpende niveau 2 begonnen en heb ervaring opgedaan in de ouderen- en gehandicaptenzorg. Ik heb meegemaakt dat er bij bepaalde mensen niemand op bezoek kwam en dan is het heel mooi als ik er voor hun kan zijn. Een klein beetje de eenzaamheid verzachten. Dat vind ik speciaal. Verder help en verzorg je mensen op allerlei manieren. Met ADL, algemene dagelijkse levensverrichtingen, of een praatje maken op welke manier dan ook. Het is gewoon leuk als je mensen helpt. Mensen zijn ook vaak eenzaam.

Ik probeer altijd mijn best te doen om er voor de mensen te zijn. Ik heb wel eens meegemaakt dat iemand boos werd omdat ik te laat was om zorg te verlenen. Ik leg uit waarom ik te laat was en meestal gaat de boosheid dan weg. Als ZZP-er had ik meer locaties en minder structuur, want het is ook iedere keer anders. In loondienst moet je rekening houden met de collega’s, zij doen bepaalde werkzaamheden op hun manieren en ik kijk daar anders naar. Er komen ook meer regels bij kijken. In loondienst is het wel prettiger, omdat je weet waar je aan toe bent en wat je moet doen. En ik kan een hechtere band met de bewoners opbouwen.’

Hoe is de zorg in Colombia in vergelijking met Nederland? ‘Ik ben bij een paar instellingen geweest, maar dat is niet het niveau als in Nederland. Het heeft ermee te maken dat er veel geld naar de zorg gaat in Nederland. Columbia is niet zo’n rijk land. Wat ook meespeelt is dat wanneer je vader of moeder een bepaalde leeftijd hebben, zij gewoon bij de kinderen thuis wonen. Dat is de norm. Dat is wel het verschil.’

‘Wat ik het liefst voor mijn ouders zou willen is dat wanneer ze oud zijn, zij bij mij blijven wonen. ‘Zolang ik ze de zorg kan bieden dan wil ik ze zo lang mogelijk bij mij hebben. Maar als het niet kan dan hoop ik dat ze ergens anders goede zorg krijgen.’

‘Ik werk sinds begin februari bij Beyt Essalam en ik vind het nog steeds leuk. In 2017 ben ik mij gaan verdiepen in de islam. Waarom ik dat gedaan heb? Van kleins af aan heb ik meegekregen dat er een God bestaat, want in Colombia zijn de mensen over het algemeen katholiek. Ik heb daar ook altijd in geloofd. Toen ik ouder werd ging ik mij steeds meer afvragen wat is het doel en wat wil ik. Naar mijn mening vond ik in de islam de waarheid. Ik vond het logisch. In de islam is het zo dat niets of iemand het recht heeft aanbeden te worden dan de schepper Allah. De schepper heeft boodschappers en profeten zoals Jezus, Abraham en Mohamed. Eén schepper met boodschappers. Het klopte voor mij. Het heeft mij zo aangetrokken dat ik het geloof ook ben gaan naleven. Vervolgens ben ik gaan kijken naar een Islamitische zorginstelling en die vond ik bij MOB. Dat is een van de redenen waarom ik hier ben gaan werken. Alle zorgvragers zijn moslims en dat is ook de reden waarom ik het naar mijn zin heb. Ik begrijp de cliënten ook beter. Een ander geloof is uiteraard geen probleem, want werk is werk. Vanwege het geloof is het toch anders. Als ik bijvoorbeeld bij mijn laatste zorgvraag ben, dan nodigt de bewoner mij uit om in zijn woonkamer te gaan bidden. Hij weet dan standaard dat het tijd is. Moslims bidden vijf keer per dag en dan maak ik daar gebruik van. Colombianen zijn over het algemeen katholiek. Mijn ouders en zusje hebben er geen probleem dat ik mij bekeerd heb tot de Islam. Zij zijn er open in. Ik heb er zelfs een betere band met mijn moeder door gekregen.

Hoe ik mijn toekomst zie? Sowieso verder leren. Maar ik heb al eerder meegemaakt dat ik een doel had en toen iets anders ben gaan doen. Er kan van alles gebeuren. Voor nu heb ik werk waar ik mij op kan richten en daarna zal ik verder beslissen.’

 

 

 

 


MOB-banner-Interview-Petra-van-der-Marel.png

3 januari 2023 Interview

Toen ik negentien was, wist ik al dat ik in de zorg wilde werken

In gesprek met Petra van der Marel (49), moeder van drie kinderen. Haar functie is verzorgende IG en praktijkopleider van het Skillslab. Tevens volgt zij momenteel de opleiding voor verpleegkundige niveau 4.

Petra begon dertig jaar geleden met het werken in de zorg bij Internos Thuiszorg. ‘Toen ik negentien was, wist ik al dat ik in de zorg wilde werken. Het ondersteunen van mijn oma tijdens het ziekteproces van mijn opa heeft mij er toe doen besluiten. Mijn opa kreeg een hersenbloeding, waardoor hij niet meer zelfstandig kon functioneren. Het was intens, maar heel mooi om zowel mijn oma als mijn opa bij te kunnen staan en aan die behoeften te kunnen voldoen die zij op dat moment nodig hadden.’

Hoe het allemaal begon. ‘Ik zag een advertentie in de krant staan waar gevraagd werd naar een huishoudelijk medewerker en daarop heb ik gesolliciteerd. Dat heb ik vier jaar gedaan.’ Na deze start deed zij ervaring op in allerlei takken van de zorg. Zo werkte zij in een hospice, de thuiszorg, huishoudelijk werk, een verpleeghuis, ambulante diensten en werkte zij met autisten. Petra heeft in al die jaren veel meegemaakt en sommige dingen zijn haar bijgebleven. Zo kan zij zich de nachtdiensten nog goed voor de geest halen. ‘Ik draaide nachtdienst en had de terminale zorg  voor een meisje van zeven jaar die aan AIDS leed. Door toedoen van haar vader, die besmet was met AIDS, had zij deze ziekte opgelopen. Ik heb haar een paar maanden verzorgd en zodoende ook een band met haar opgebouwd. Op een gegeven moment moest ik haar vernevelen. Ik wist niet precies hoe het moest, maar heb het wel gedaan. Eigenlijk had ik daar een opleiding voor nodig, maar in die tijd kon dat allemaal. Het meisje keek erg uit naar Sinterklaas, maar overleed op vijf december. Ik was toen net twintig. Het heeft mij wel aangegrepen, het heeft indruk gemaakt. Toen dacht ik, ik geloof dat ik dit werk maar moet gaan doen. Ik heb daarna een cursus palliatieve zorg gevolgd en daar verdieping in gedaan.’

Petra is nog lang niet uitgeleerd. Momenteel is zij bezig met de opleiding verpleegkundige niveau 4 Per 1 december 2021 is zij vast in dienst bij MOB Rotterdam de Boekenrode. ‘Ik heb het naar mijn zin op het werk. Het werk is gevarieerd en werk ik met ouderen van verschillende culturen. Wat het werk leuk maakt? Geen dag is hetzelfde. Ik heb te maken met nieuwe cliënten, verpleegkundige processen, EVV-schap (eerst Verantwoordelijk Verzorgende, een coördinerende functie met verschillende taken en verantwoordelijkheden). Ook het ondersteunen van elkaar, zeker in de piektijd van 07.00 – 10.00 uur. Het is hard werken, maar wel leuk. Het begeleiden van cliënten, echte aandacht geven, luisteren naar de cliënten, voorzien in de behoeften. Cliënten reageren daar positief op. Tijdens de drukke werkzaamheden gebeurt het wel eens dat ik tien minuten met een cliënt spreek. Het is niets bijzonders, maar de cliënten zijn er heel blij mee, daar hebben ze veel aan. Door indicatiestelling ontstaat veel tijdsdruk.’

‘Het totaalplaatje van de Boekenrode is de sfeer, het palet van verschillende culturen, elkaar ondersteunen waar nodig, elkaar echt zien. Er heerst een goede sfeer en men is hartelijk naar elkaar. Bovendien is Lorien Firma een goede teamleider. Zij luistert actief en zij doet wat ze zegt. Er zijn twee mannelijke collega’s en de rest is vrouw. Omdat er veel verschillende culturen zijn is de taal soms een barrière, maar met handen en voeten kom je heel ver. Ik kom er altijd wel uit.

‘En ja, ik ben ook praktijkopleider voor stagiairs van de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) en  Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) opleiding. Ik zie het als mijn rol om de studenten enthousiast te houden. Zij komen van Zadkine en het Albeda college. Ik maak ze wegwijs, voer gesprekken, daarmee help ik ze in het studieproces. Ik houd korte lijnen met de school en dat werkt prettig.’

‘Soms zie ik dat ze geschikt zijn, maar niet in de zorg verder willen. Zo had ik een meisje, pittige en snelle dame. Nadat ik een gesprek met haar had gevoerd bleek dat haar oma wilde dat zij dokter moest worden. Maar zij wilde in racewagens rijden. Ik heb tegen haar gezegd: meid je moet je hart volgen.’

‘Ik motiveer mijn stagiairs graag en maak duidelijk hoe hard ze nodig zijn. Stagiairs kunnen ook helpen met kleinere dingen bijvoorbeeld het haar vlechten van cliënten. Ik geef graag een compliment als ik zie dat er potentie is en zij hun best doen. Ik kijk verder dan alleen de taken die zij uit moeten voeren. Ik geef ze graag een warm gevoel, omdat het kostbaar werk is wat ze doen. Je bent niet alléén maar stagiair. Maak er iets moois van!’


MOB-Interview-V.l.n.r.-Jolijne-Melching-Annerieke-van-Esch-Bras-1200x800.png

1 december 2022 Interview

Een dubbelinterview met Annerieke van Esch-Bras (27) geriatriefysiotherapeut i.o en
Jolijne Melching (30) ergotherapeut/handtherapeut.

Annerieke is vijf jaar fysiotherapeut, waarvan drie jaar werkzaam in Rotterdam. Drie en een half jaar geleden begon zij met haar masteropleiding voor geriatrie fysiotherapie en hoopt in juni klaar te zijn. Momenteel is zij bezig met haar afstudeeronderzoek.

Vanwaar jouw interesse voor geriatrie?
Annerieke: ‘Mijn interesse voor geriatrie kwam voort uit stages en omdat de doelgroep gewoon leuk is. Oudere mensen hebben al een heel leven achter de rug, dat delen ze en daar kan ik heel veel van leren. Bovendien is het heel dankbaar werk. Soms kunnen kleine dingen mensen heel blij maken en soms kan iets kleins ook tot grote positieve mogelijkheden leiden.’

Jolijne is vijf en een half jaar ergotherapeut. Zij is er vanaf het begin bij betrokken geweest om de ergo- en fysiotherapie te coördineren in de Boekenrode.

Zijn er bepaalde klachten die cultuur gerelateerd zijn?
Annerieke:
‘Überhaupt heb je in Rotterdam veel culturen waar je soms moet schakelen. Wat ik merk is dat de perceptie anders is en hoe er mee omgegaan wordt in het gezin. Waar bij de Nederlandse cultuur veel wordt uitbesteed aan zorgverleners, is dat bijvoorbeeld in Turkse gezinnen zij het juist in familiare sfeer willen houden. Alle zonen en dochters gaan zelf aan de slag voor hun ouders. Dus soms is het wel even zoeken om de juiste oplossing te vinden die vanuit beide culturen het beste is. Dat is wel een uitdaging. Wat ik schrijnend vind, is dat wanneer de mensen de Nederlandse taal niet goed beheersen of de wegen niet kennen, veel minder voor ze gedaan wordt. Dat kan soms sneu zijn.’

Hoe werken jullie samen?
‘Wij krijgen van de maatschappelijk werker een bericht over een bepaalde cliënt. Afhankelijk van hoe die persoon zich kan redden, qua taal en zorg, gaan we samen of apart van elkaar langs bij deze cliënt. Vaak gaan we samen langs om met de cliënt te kijken wat nog trainbaar is en wat aangevuld moet worden met hulpmiddelen. We overleggen dan wat er gedaan moet worden.
Annerieke: Ik ben wekelijks aanwezig op de Boekenrode en wat hier fijn is, dat we een korte rapportage maken in Nedap, zodat de zorg ook weet wat wij gedaan hebben. Het teruglezen van rapportages kan ook heel nuttig zijn, omdat lang niet iedereen kan vertellen wat er met hem of haar gebeurd is. Handig om extra informatie te hebben.’

Jolijne, waar kijk jij naar als je bij mensen thuis komt?
‘Ik ga gelijk met mensen in gesprek. Hoe ziet de dag eruit en welke obstakels komt diegene tegen.  Dan observeer ik en kijk ik of de woning veilig en handig is ingericht. Zo had ik bij voorbeeld een cliënt die het heel eng vond om in de transferlift te gaan. Een andere keer was er iemand die geen goede spullen had. Voor haar omvang had zij geen goed bed. Bij doorvragen bleek dat zij het best lastig vond in het krappe bed. Vervolgens heb ik geïnformeerd en de situatie uitgelegd. Het bleek dat zij een ander bed moest hebben. Een intakegesprek duurt minstens één uur, maar dan heb ik alles uitgevraagd en heb ik een compleet beeld.
Mensen zeggen vaak dat ze dingen op een bepaalde manier doen, maar als ik dan observeer doen ze het totaal anders. Dat is dan wel grappig om te zien. Soms beseffen mensen het niet. Met handtherapie doe ik op het ogenblik niet veel, omdat er geen mensen zijn die daarvoor in aanmerking komen.’

Annerieke: ‘Handtherapie heeft enigszins een overlap met fysiotherapie.’
Jolijne: ‘Wij maken vaak ook de middelen zelf die mensen nodig hebben om te revalideren. Zoals bijvoorbeeld een spalk. We kunnen de middelen maken en mensen kunnen het ook eerst uitproberen voordat iets besteld wordt. Soms denken mensen dat een grote spalk goed is, dat maken we dan, maar achteraf blijkt dat een kussentje toch prettiger is. Als het ingewikkelde middelen zijn dan bestellen we die bij de instrumentenmaker.

Wat vind jij  leuk aan ergotherapie?

‘Ik vind het leuk om een groot verschil te maken met kleine dingen. Ook het samenwerken met de cliënt. Dan kijken hoe doet u het nu, waar gaat het verkeerd? Ik geef aan dat cliënten het ook anders kunnen doen. Waarom doet u het altijd ‘s ochtends en niet ’s middags, want dan bent u minder moe of duizelig. Dat soort dingen kunnen het verschil maken.’

Annerieke: ‘Waar ik ook de hulp inroep van ergotherapie, is als het gaat om energiemanagement. Mensen zijn geneigd om de hele dag in bed te gaan liggen, waardoor ze de activiteit/spieractiviteit missen. Dan kan het zijn dat mensen zich dan de hele dag moe voelen. Wat we dan doen is een dagschema maken met zitten en liggen.’

Jolijne: ‘Zodat mensen een soort doel krijgen. Dat is vaak een uitdaging. Als je geen doel hebt om je bed uit te komen, dan word je lusteloos moe.’

Annerieke: ‘Sommige mensen voelen zich in hun beleving moe. Dan geef ik aan om eerst te beginnen met een uurtje zitten en daarna weer liggen, zodat we dat steeds verder kunnen uitbreiden. Als je gaat liggen en je hebt echt wat gedaan, dan geeft dat een ander gevoel.’

Wat is er nog meer leuk aan het werken met ouderen?
Annerieke
: ‘Heel veel van de werkzaamheden zijn aan huis. Hier in de wijk. Als je bij iemand thuiskomt, dan leer je iemand op een heel andere manier kennen dan wanneer ze naar de praktijk komen. Ik zie hoe iemand woont en kom in hun veilige omgeving. Ik merk dat mensen zich op hun gemak voelen. Zij kennen de plek en je weet automatisch veel meer over iemand door alleen te kijken hoe ze wonen. Op deze manier krijg ik een kijkje in de cultuur waarin zij wonen. Soms is het schrijnend, maar soms ook heel bijzonder, want ondanks dat alles ben je hier nog gewoon. En een stukje gastvrijheid. Er is hier ook een cliënt en bij hem kom ik niet weg zonder iets van eten of drinken mee te krijgen. Lachend: ’Hij heeft het zelfs een keer in mijn tas gestopt zonder dat ik het door had. Maar dat is het tonen van zijn dankbaarheid. Dat vind ik bijzonder en dat is wat extra is als je bij de mensen thuis komt.’

Waar gaan jullie van stralen als jullie aan het werk zijn?
Annerieke: ‘Ik heb een hele specifieke situatie. Ik ben voor mijn afstudeeronderzoek bezig met het balanstesten bij mensen die een beroerte hebben gehad. Met een Kinect camera van XBOX die beweegkracht analyseert. De mensen zien zichzelf als een groen poppetje. Als ze bewegen, dan gaat het poppetje ook bewegen. Met deze man krijg ik moeilijk contact, omdat hij alleen Frans spreekt en ik niet. En dat is lastig. Toen legde ik hem uit: zie je dat poppetje dat ben jij. En hij bewoog en het poppetje bewoog. Hij begon heel erg te glimlachen. Hij vond het prachtig. Dan denk ik, zulk soort momenten maken mijn dag. Of als ik met iemand een doorbraak heb. Ik had iemand die een half jaar niet had gelopen en toch weer een paar stappen had gezet. Dat is toch weer bijzonder als je dat weer voor elkaar krijgt.’

Jolijne: Dat iemand weer een beetje zelfstandig wordt. Iemand die bijvoorbeeld een beroerte heeft gehad of de immobiliteit is er langzaam ingeslopen. Die persoon weer mobieler en zelfstandiger maken. Bij mij duren de trajecten minder lang. Zodra het doel behaald is dan houdt het op.’
Annerieke: ‘Dat mensen weer hun waardigheid terug kunnen krijgen. Het is natuurlijk anders wanneer mensen zelf naar buiten kunnen of dat ze in een rolstoel geduwd worden.’

Wat leren jullie het meest van het vak?
Jolijne:
‘Ik leer het meest van de mensen zelf. Op de opleiding leer je standaard bepaalde dingen, maar kom je in de praktijk, dan merk je dat het voor mensen zo verschillend is. Mensen verzinnen allerlei manier met alle hulp van huis-tuin-en-keukenmiddelen. Daar leer ik ook weer van. Dat kan ik ook weer doorgeven aan mijn collega’s en cliënten.’

Annerieke: ‘Iedereen is anders en iedereen heeft een andere aanpak nodig. Je leert heel creatief te zijn. Ik vind het ook bijzonder dat ik veel leer van andere culturen. Levenservaring. Dat is voor mijzelf als mens een verrijking.’ Soms leer je dat jou manier niet de beste is zegt zij lachend.


Jolijne en Annerieke zijn werkzaam bij Cure+ een grote en brede eerstelijns praktijk van fysio-, ergo- en oefentherapie in de regio Rijnmond.
Jolijne: ‘Onze visie is dat we elkaar versterken. We zijn ook met meerdere disciplines, omdat iedereen goed is in zijn of haar eigen vakgebied. Het voordeel is dat er snel geschakeld en overlegd kan worden. We zijn heel open naar elkaar, zodat de cliënt de beste zorg kan krijgen.

Het verschil tussen fysio- en ergotherapie
Het verschil tussen fysiotherapie en ergotherapie is dat fysiotherapeut de cliënt helpt met het trainen. Dus hoe kom je zelf beter uit de stoel.  De ergotherapeut kijkt meer naar alle externe factoren. Dus hoe is de huisvesting, hoe is de stoel etc.


MOB-Interview-Ibrahim-Spalburg-1200x800.jpg

2 november 2022 Interview

Ik houd van mijn werk en van mijn cliënten

Drie jaar geleden kwam Sinderlyn Philips (26) vanuit Curaçao naar Nederland. “Ik was 15 jaar toen ik in de zorg begon te werken. Op Curaçao moest ik een heel jaar vijf weken naar school en vijf weken stage lopen. Op deze manier kon je kijken of het beroep, dat je gekozen had, echt bij je zou passen. Ik wist eigenlijk al meteen dat ik een goede keuze had gemaakt. Ik wilde de mensen die zorg nodig hadden helpen. En ik wilde meer leren. Voor mij was werken in de zorg gewoon de juiste keuze. Bovendien is mijn tien jaar oudere zus, die ook verpleegkundige is op Curacao, mijn rolmodel. Ik heb op verschillende afdelingen stage gelopen. Gehandicaptenzorg, terminale zorg, verpleeghuis- en verzorgingshuiszorg. Na mijn opleiding als verzorgende IG, kon ik al meteen aan het werk waar ik mijn stage had gelopen, maar ik wilde iets anders.

Mijn eerste vaste baan was als privé-zuster. Toen na een jaar de persoon die ik verzorgde overleed, ging ik terug naar mijn stageplaats. Daar hadden zij een baan voor mij. Het tehuis waar ik werkte was gespecialiseerd in verschillende soorten dementie. Het werken met deze doelgroep beviel mij goed. Ik wil altijd meer wil leren. Ik besloot na één jaar of op Aruba te werken of naar Nederland te gaan. Ik hoorde niets meer van Aruba en besloot naar Nederland te gaan. Ik was verslaafd aan mijn werk, maar ik besefte wel dat ik toe was aan rust en besloot vakantie te houden. Ik had nog geen werk, maar daar maakte ik mij geen zorgen over.
Het grappige was dat mijn moeder, die nog op Curaçao woont, een advertentie in de krant zag staan over de internationale werving van MOB.  Zij waren op zoek naar zorgmedewerkers. Zij liet het mij weten en ik heb toen contact opgenomen met Ashok. Sinds september 2021 werk in het Chinese/Aziatische woonzorgcentrum de Boomgaard.

Het leuke van het werk in de zorg vind ik dat als je iets doet, hoe klein het ook is, de mensen dat enorm waarderen. En dat raakt mij. Het geeft voldoening, waardoor ik plezier heb in mijn werk. Ik houd van mijn werk en van mijn cliënten. Minder leuk is wanneer iemand overlijdt. In het eerste jaar van mijn werk had ik het er moeilijk mee. Ik moest huilen. Ik weet dat ik professioneel moet zijn, maar ik blijf een mens. Nu kan ik er goed mee omgaan. Het gaat steeds beter. Ook vind ik het triest wanneer mensen terminaal zijn. Ik kan niet veel meer voor ze doen. Ik probeer dan altijd zo goed mogelijk te laten voelen dat ik er voor ze ben. Een gevoel van rust geven. De mensen die ik verzorgd heb en uiteindelijk kwamen te overlijden, daar zag ik wel de rust in het gezicht.

Bienvenido is een nieuwe uitdaging voor mij. Ik werk nu nog in de Boomgaard. Dat is ook een uitdaging voor mij, omdat er alleen Chinees wordt gesproken. Ik versta niet wat zij zeggen, maar ik weet wel wat zij willen. Bienvenido is ook weer een andere cultuur voor mij, maar die locatie heeft alles! Dat vind ik helemaal wauw! Er is een apotheek, huisarts, fysiotherapie. De bewoners kunnen naar de dagbesteding een eigen keuken, kortom alles nieuw.

Ik heb geen heimwee naar Curaçao. Ik voel mij echt thuis in Nederland. Mijn moeder, nichtjes en neefjes zijn nog wel daar. Maar ik ga wel op vakantie naar mijn familie. Mijn toekomst zie ik als verpleegkundige. Ik wil meer bereiken in de zorg. Wat ik verder interessant vind is wondverzorging en het afleggen. Dus voor nu is mijn doel om mijn diploma verpleegkundige te halen. Ik zie mijzelf in Nederland blijven wonen.


Ibrahim-Spalburg-1200x675.jpg

7 oktober 2022 Interview

Ik probeer altijd het positieve eruit te halen…

Op negenjarige leeftijd kwam Ibrahim Spalburg vanuit Suriname naar Nederland. Hij werd door zijn ouders naar zijn oom en tante gestuurd die geen kinderen hadden. In die tijd was het zo dat als oom en tante geen kind hadden, dat er dan gezorgd werd voor een kind uit een talrijk gezin. De bedoeling was om het kind een betere toekomst te geven. Dat is bij Ibrahim helemaal gelukt, want hij heeft heel veel gedaan en niet alleen voor de moslimgemeenschap. Dat is positief. Aan de andere kant is de tijd die hij met zijn ouders door heeft gebracht vrij kort geweest. De familiebanden zijn later weer beter geworden.

Ibrahim is zeer actief geweest in zijn werkende leven en daarbuiten. “Ik ben altijd bezig geweest. Ik kon niet stilzitten. Op mijn zeventiende ben ik gaan werken als calculator bij een bedrijf in Amsterdam. En op mijn drieeentwintigste ben ik begonnen met werken als boekhouder bij een scheepswerf. Op de werf kwam ik in contact met de arbeidsmigranten die tegen zaken aanliepen op de werkvloer, vanwege hun culturele achtergrond. We hebben het dan over de 70’er jaren. Er waren geen organisaties waar deze arbeiders terecht konden met hun vragen. Ik ben in contact gekomen met de gemeente Rotterdam en ik werd gevraagd om als beleidsmedewerker te werken bij de afdeling Bureau Migranten. Op deze manier kon er gewerkt worden om onder andere moskeeën op te richten en andere culture activiteiten te ontwikkelen voor deze doelgroep. Dit heeft geleid tot de oprichting van SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond). In het begin heb ik me daar ingezet als coördinator.

Toen diende zich in een andere uitdaging zich aan, namelijk om een opleiding op te zetten tot geestelijk verzorger/godsdienstdocent aan de hogeschool van Amsterdam. Ik ben daar aan de slag gegaan en heb daar ook lessen gegeven en studenten begeleid. Ik heb dit als heel leuk ervaren. We hebben veel dingen gedaan door uitwisselingsprogramma’s door middel van studententrips. Hierdoor heb ik veel gereisd naar onder andere Marokko, Spanje en Turkije zowel zakelijk als privé. Ik heb dat met veel plezier gedaan.

Na een tijd ben ik teruggegaan naar Rotterdam bij de gemeente. Eerst als gedetacheerd beleidsmedewerker en later als directeur van SPIOR (Stichting Platform Islamitische Organisaties Rotterdam). Je kunt het zien als een verlengstuk van Bureau Migranten. Ik ben verder gegaan waar ik, voordat ik naar Amsterdam ging, was gebleven. Het heeft de moslims in Rotterdam enorm geholpen en laten zien dat zij in staat zijn om iets voor zichzelf op te richten. Het was niet alleen voor Turken en Marokkanen, maar voor alle moslims. Het samenwerken met moslims heeft als voorbeeld gediend voor andere plaatsen in Nederland. SPIOR was het eerste platform voor moslims door moslims wat zich inzette voor de belangen van de islamitische gemeenschap in Nederland. Een voorbeeld voor veel andere moskeeën ook in Europa. Hoe ga je om met minderheden? We deden ook aan kennisoverdracht, want dat was niet in elke Europese stad doordacht. Ze hadden een goed voorbeeld hoe het in Nederland eraan toe ging. Zodoende waren er ook uitwisselingsprogramma’s en ben ik naar bijvoorbeeld Duitsland en Engeland gegaan om te kijken wat we eventueel konden overnemen en uitdragen en dat ook toe te passen. Voor de gemeente Rotterdam was de stichting ook prettig vanwege de transparantie. Zo konden zij het overzicht houden en kijken hoe de islamitische gemeenschap beter te kunnen bereiken. Rotterdam heeft aan de wieg gestaan om dit op te zetten.

Na mijn pensioen ben ik nog doorgegaan met werken. Tot vorig jaar gaf ik les op een Islamitische basisschool als ZZP’er en daarnaast deed ik vertaalwerk vanuit mijn eigen bv. Ik vertaalde boeken vanuit het Arabisch en Engels naar het Nederlands.  Ik ben ook vaak ingehuurd als gastspreker bij diverse organisaties. De afgelopen tien jaar heb ik heen en weer gependeld tussen Indonesië en Nederland. Vanwege mijn eigen vertaalbureau kon ik mijn werk blijven doen en samen met mijn vrouw in Indonesië blijven wonen en regelmatig terugkeren naar Nederland.

Tijdens het interview werd de heer Spalburg gebeld door zijn huidige Indonesische vrouw. Het gesprek verliep in vloeiend Indonesich. Door het huwelijk met zijn inmiddels overleden eerste vrouw, ook uit Indonesië, heeft hij de taal leren spreken. ‘Ik ben jong getrouwd. Op mijn 18de trouwde ik mijn eerste vrouw. Van haar familie heb ik Indonesisch leren spreken. Ook spreek ik nog steeds Surinaams, dat zal ik nooit vergeten. De vader van mijn vrouw was KNIL soldaat. Ze leefden in barakken in het Friese Balk. Toen ik mijn eerste vrouw in Amsterdam ontmoette moest ik, om met haar te zijn, naar Friesland. Ik ben daar gebleven en heb zodoende de taal geleerd. Arabisch heb ik ook leren spreken omdat dit een belangrijke taal is voor moslims. Zo is het mogelijk om nog beter te begrijpen wat er in de Koran staat. Mijn vrouw, ik en onze vier kinderen hebben drie jaar in Saoedi Arabië in een buitenwijk van de heilige plaats Mekka gewoond. Door mijn werk bij de gemeente Rotterdam kreeg ik de mogelijkheid om ook de taal te gaan studeren in Saoedi Arabië. Ik heb daar een universitaire studie Arabisch afgerond in woord én geschrift. Het leukste aan die tijd was dat het heel gemoedelijk en rustig was dat vond ik heel prettig. Ja, je kon nog overal naartoe zonder enig gedoe.

Behalve werk was er uiteraard ook tijd voor ontspanning. “Ik deed graag aan voetballen. In ben in Amsterdam opgegroeid dus dan ben je eigenlijk automatisch Ajacied. In Amsterdam heb ik gevoetbald bij Real Sranang, een Surinaamse voetbalclub.  Zo was bijvoorbeeld de vader van Frank Rijkaard mijn trainer. Verder ben ik een jazzliefhebber en houd ik bijvoorbeeld van de muziek van Miles Davis. In mijn tienerjaren was ik vaak te vinden in de jazzscene. Het was erg gezellig en prettig. Nu is het heel anders, ik mis het wel. Dat is wel jammer. Ik heb wel hele mooie herinneringen waar ik aan terug kan denken.

Door twee keer te zijn getroffen door een hersenbloeding moest Ibrahim een tijdje revalideren in een revalidatiecentrum. Nadat hij op eigen kracht weer enigszins zelf kan functioneren woont hij nu  ongeveer vijf maanden in de Boekenrode. “Ik vind het wel fijn wonen in de Boekenrode. Het gaat rustig aan. Ik voel mij er op mijn gemak. Mijn herstel gaat langzaam. Het zal een paar jaartjes duren voordat ik weer helemaal de oude ben. Ik heb wel het idee dat het beter wordt. Ik vind het fijn om in Nederland te zijn bij mijn kinderen, kleinkinderen en achterkleinkind. Ze zijn allemaal in Nederland, dus ik kan ze regelmatig zien.“

Ik heb veel meegemaakt in mijn loopbaan. Sommige dingen waren niet leuk. Ik probeer altijd het positieve eruit te halen en zoveel mogelijk de positieve kanten ervan te bekijken Over het algemeen zijn er gewoon leuke dingen gebeurd. Ik stond altijd wel achter wat ik deed. Ik kan wel zeggen dat ik over het algemeen goed en naar tevredenheid heb gewerkt en alles eruit heb gehaald wat ik kon doen.

Mantelzorg – Bij ons is het ondenkbaar om onze vader aan zijn lot over te laten
Tijdens het interview was zijn zoon Abdul Hamid aanwezig. Hij vertelt over de zorg van zijn vader. “Mijn vader heeft ook nog een tijdje bij mij en mijn zus gewoond, maar omdat ik werk en mijn vrouw ook, is het beter dat hij 24-uurszorg krijgt. Uiteraard hebben we hem liever in huis, maar dat is niet verantwoord. In het weekend nemen we hem mee, of haal ik hem op voor fysiotherapie. We zorgen allemaal voor hem. Soms de een iets meer dan de ander, maar dat ligt aan hoe druk we het hebben. Mijn oudste zus heeft heel veel gedaan. Er moest veel administratie geregeld worden ook qua financiën. Het is wel de bedoeling dat mijn vader langzaamaan weer zelf de regie terugneemt. In het begin was het niet haalbaar voor hem om zelf zaken te doen. Wij zijn altijd gewend om hem om de zoveel tijd in huis te hebben als hij in Nederland was. Sowieso was hij bij mij of mijn zus. We weten eigenlijk niet beter.  Dus voor mij en ik kan zeggen ons, is het heel normaal om voor onze vader te zorgen. Daarom noem ik het geen mantelzorg maar natuurlijke zorg. Bij ons is het ondenkbaar om onze vader aan zijn lot over te laten. Ik kan dat absoluut niet over mijn hart verkrijgen.


Interview-Sinita-Wornyo-1200x800.jpg

2 september 2022 Interview

Interview Sinita Wornyo, locatiemanager Bienvenido.

Sinita Wornyo (39) maakte op 16-jarige leeftijd voor het eerst kennis met de zorg, omdat zij toen een snuffelstage ging lopen in een verpleeghuis. ‘Ik wilde helemaal niet in de zorg werken, maar mijn vader vond mij geschikt voor de zorg omdat ik zorgzaam was. Ik ben de oudste en was een soort moeder voor mijn broertjes. Zelf wilde ik stewardess of directiesecretaresse worden.’ Sinita denkt terug aan haar kennismaking met de zorg. ‘Ik vond werken in de zorg, in eerste instantie, helemaal niets. Ik vond het vies ruiken en vreemd, maar toen ik eenmaal met de ouderen in contact was gekomen, was ik verkocht en ben ik gebleven. Ik mocht helpen met het eten rondbrengen, ondersteunen bij activiteiten en steunkousen aantrekken. Dat soort werk mocht ik eigenlijk niet uitvoeren, maar ik vond het leuk om te doen. Het werken met ouderen en de verhalen die zij vertelden vond ik heerlijk om naar te luisteren.

Bij het Albeda college heb ik de opleiding verzorgende gevolgd en had ik een weekendbaan bij de Schutse in Ommoord. Nadat ik mijn opleiding had afgerond ben ik aangenomen bij de Wilgenborgh waar ik acht jaar heb gewerkt. Mijn toenmalige teamleider zag potentie in mij en ik werd gemotiveerd om de opleiding verpleegkundige niveau 4 te doen. Nadat niveau 4 was volbracht vond ik dat ik meer in mijn mars had. Ik ben de thuiszorg ingegaan om meer ervaring en kennis op te doen. Bij de thuiszorg heb ik op verschillende locaties binnen de organisatie gewerkt. Toen ik bij mijn vorige werkgever werkte vond mijn manager dat ik de HBO-V opleiding moest volgen, omdat zij leiderschap in mij zag. Zo gezegd zo gedaan en daarna vijf jaar lang als wijkverpleegkundige gewerkt in de wijk Feijenoord.

Na twintig jaar bij Laurens in de zorg gewerkt te hebben nam ik afscheid. Ik wilde wel eens iets totaal anders proberen. Ik ben aan de slag gegaan als klantcoördinator bij Home Instead Thuisservice om begeleiding en ondersteuning te bieden aan dementerende ouderen in de thuissituatie. Als klantcoördinator was ik verantwoordelijk voor het coördineren van de begeleiding die de caregivers aan de cliënten bieden. Ik was aanspreekpunt voor mantelzorgers en betrokken disciplines. Daarnaast deed ik veel aan netwerken in het gebied Delfshaven en in het Centrum. In het kader van netwerken kwam ik mijn oude klasgenoot Fatma Durdu tegen die werkzaam is bij MOB. Zij vertelde mij over een nieuw woonzorgcentrum Bienvenido dat in 2022 geopend zou worden. Zij vond de functie wel bij mij passen. Toen zij mij vertelde wat de inhoud van de functie was, werd ik ontzettend enthousiast. Ik heb een sollicitatiebrief opgestuurd, werd uitgenodigd voor een gesprek en ben aangenomen. Ik was helemaal happy!

Om kennis te maken met de werkwijze van MOB draaide Sinita mee bij verschillende afdelingen binnen MOB. ‘Ik heb meegedraaid in de thuiszorg, woonzorgcentra en cliënten en medewerkers geworven. Ook heb ik meegedaan met de customer journey voor Bienvenido en overige organisatorische zaken. Ik heb mij verdiept in het volledig pakket thuis (VPT). Als indicerend wijkverpleegkundige heb ik kennis van de verschillende indicaties, maar het pakket VPT had ik weinig mee te maken. Ook heb ik twee weken in de Boekenrode meegelopen om voor mijn collega Lorien waar te nemen. Daar heb je complexe zorg. Ik heb kennis gedeeld en ook veel geleerd. Ik zie meestal geen problemen, maar juist uitdagingen waar ik niet voor terug deins.

Wat mij trekt in de zorg als locatiemanager bij een woonzorgcentrum? Vooral de persoonsgerichte zorg. Ik heb tijdens mijn carrière in verschillende verpleeghuizen gewerkt met voornamelijk westerse ouderen. Mijn eerste ervaring met multiculturele zorgverlening was in de wijk Delfshaven. Daar heb ik veel geleerd en mij verdiept in cultuursensitief werken. Ik kwam tot de ontdekking dat de reguliere zorg niet altijd past bij het bieden van multiculturele zorg. Het gaat om begrip tonen en openstaan voor bepaalde gebruiken van de cliënt om de goede zorg te kunnen bieden.

Ik kan mij nog goed herinneren dat ik een Turkse cliënt had in een vergevorderde stadium van dementie. Daarnaast was deze cliënt bedlegerig en had veel zorg nodig. Familie was overbelast maar wilde moeder niet laten opnemen in het verpleeghuis ondanks de complexe zorg in de thuissituatie. De familie deed alles om voor hun moeder te zorgen en ondersteunde de zorgmedewerkers tijdens de zorgverlening. Er heerste angst om aangekeken te worden door de omgeving als zij hun moeder zouden laten opnemen in het verpleeghuis. Ik heb samen met mijn team naar de verschillende mogelijkheden gekeken om de zorgverlening in de thuissituatie zo werkbaar mogelijk te maken voor beide partijen.  In het begin kreeg ik veel weerstand van het team omdat de zorg te “zwaar” zou zijn maar door de multidisciplinaire aanpak was het gelukt om de cliënt in de thuissituatie te houden. Waar het om gaat is dat er begrip getoond wordt voor de cultuur en situatie van de cliënt.

Hoe zie jij het hele plaatje van Bienvenido als het helemaal klaar is? ‘Ik zie het voor mij als een bruisend, warm onderkomen voor cliënten. De zorg is top. Mijn team en ik hebben veel zin om naar het werk te komen en zijn deskundig. Graag zie ik dat zij een niveau bereiken wat ik voor ogen heb. Kortom persoonsgerichte zorg voor de cliënten en werkplezier voor de medewerkers. Een open en transparante werkcultuur, waar alles bespreekbaar is.

Ik wil goed voorbereid zijn als ik aan iets begin. Ik heb daarom ook heel veel zin om te beginnen. Een goede samenwerking met de andere locatiemanagers, ondanks de verschillende culturen in de  woonzorgcentra. Kwaliteit van zorg staat hoog in het vaandel.

Sinita is van Ghanese afkomst. Op 10-jarige leeftijd kwam zij naar Nederland met haar ouders en broertjes. Sinita is moeder van een 14-jarige dochter.


afbeelding-gouden-prezo-ipv-foto-kopieren.jpg

8 augustus 2022 Interview

Kwaliteit hangt niet alleen aan de muur. Het is van ons allemaal.

Stel je eens voor: wie is Magda?

Ik heb een pedagogische achtergrond. Na 15 jaar hierin werkzaam te zijn geweest, ben ik in de zorg gerold. Om mij goed te kunnen inzetten voor de afdeling en mijn taken, heb ik een studie Integrale Kwaliteitszorg en Verbetermanagement gevolgd en de gehele AVG wet uit mijn hoofd geleerd. (Red. dit is een grapje). Viadetachering ben ik bij MOB terecht gekomen. Na twee jaar samenwerken ben ik in 2014 volledig voor MOB gaan werken. Sinds 2016 ook voor Internos.

Samen met Zaineb vormen wij de afdeling kwaliteit. Binnen de organisatie wijzen wij medewerkers de weg in alle procedures en wet- en regelgeving. Met name de kwaliteit in de wijkverpleging en privacy. Zaineb bewaakt de kwaliteit van de woonzorgcentra, WLZ en innovaties.

Wat is kwaliteit?

De term kwaliteit spreekt niet voor zichzelf, maar wordt altijd bepaald door mensen. Iedereen vindt kwaliteit belangrijk, maar maatstaven kunnen verschillen.

Kwaliteit binnen de zorg speelt zich op verschillende niveaus af. Die van de medewerker, de cliënt en het leveren van de zorg. De kwaliteit van de zorg moet veilig, doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht en afgestemd op de reële behoeften van de cliënt. En ook nog tijdig worden gegeven.  De kwaliteit van de medewerker wordt bepaald door zijn deskundigheid, bekwaamheid en zijn professionele houding.

Deze normen komen vanuit verschillende kwaliteitsnormen en wetgevingen. De zorg kent er vele. Alsafdeling Kwaliteit en Beleid is het steeds zoeken naar overlappingen binnen al deze normen, wetten en regelgeving en daar beleid en procedures op te maken. Met het volgen van al deze regels wil nog niet zeggen dat je kwaliteit dan goed zit.

Kwaliteit, is ook een beleving/verwachting die voornamelijk door de cliënt wordt gedaan richting een medewerker. Hoe tevreden is deze met de zorgverlening?

Zo kan het zijn dat een medewerker alles volgens de regels en procedures doet. Maar niet in de belevingswereld van de cliënt voldoende tijd en aan aandacht heeft voor de cliënt of heel erg taakgericht werkt. Dit heeft dan invloed op de kwaliteitsbeleving van de zorg van de cliënt.

Hoe is het met de kwaliteit van de organisatie?

Met de kwaliteit van de organisatie zit het wel goed, maar daar moeten we wel met elkaar blijven werken. Zo onderzoeken wij continu of de medewerkers en de organisatie aan de gewenste kwaliteit voldoen. Wij voeren interne audits uit op de processen en jaarlijks voert een extern bureau een audit uit voor het kwaliteitscertificaat PREZO. De uitkomsten vormen dan weer de basis voor de organisatie om te verbeteren. Realiseer je wel dat verbeteringen tijd en veel geduld kosten.

Juist in deze tijd waarin het nijpende tekort aan zorgpersoneel voelbaar is en corona voor veel (gedwongen) aanpassingen heeft gezorgd. Zorgcoördinatoren moesten en moeten alle zeilen bijzetten om de zorg tijdig te kunnen leveren en worden zorgmedewerkers extra ingezet. Dit heeft werkdruk en werkstress tot gevolg die ook invloed hebben op de kwaliteit.

Als afdeling beweeg je daarin mee. Zo zoeken wij naar innovatieve oplossingen die taken weghalen, zodat er tijdwinst te behalen valt.

Wat vind je het leukste aan je werk

Het leukste aan mijn werk is, dat geen dag hetzelfde is. Naast kwaliteit en beleid heb ik onderwerpen zoals onder andere Preventiemedewerker en Interne Privacy Adviseur in mijn portefeuille. Regelmatig word ik om advies gevraagd over deze onderwerpen. Soms willen zorgcoördinatoren dat ik aansluit bij een overleg en de medewerkers informeer over onderwerpen waar ze tegenaan lopen. Soms is er een gevoel van “emergency”. Help! Ik moet Magda bellen! Omdat ze willen dat je met ze meedenkt over een casus waar ze tegenaan lopen, of er is plotseling een cliënt met een besmettelijke ziekte en het protocol niet vindbaar of voor handen. Dit vereist snel schakelen en handelen in research doen, beleid maken en goed infomeren en communiceren.

Leuk is ook dat je de organisatie en medewerkers ziet groeien in kwaliteit en in omvang. Mooie woonzorgcentra erbij. Er is aandacht voor jou als persoon en voor je persoonlijke ontwikkeling. Bovendien zijn er leuke attenties, teamuitjes en personeelsfeestjes. Al met al een leuke organisatie om voor te werken.

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Copyright MOB Drechtsteden 2023. Alle rechten gereserveerd.